woensdag 24 april 2013

Kort bericht over Long Island


 
Long Island is honderdveertig kilometer lang en 6 km breed. Ongeveer alle Waddeneilanden aan elkaar vast. In het midden is een smal stuk, als je dat doorgraaft heb je twee eilanden.                    Om 14.00 uur varen we de baai bij Clarence Town binnen. We twijfelen waar we moeten gaan liggen. Voor  zuidelijke winden lig je overal goed, maar de wind zou naar Noord draaien. Als we een plek hebben gekozen en het anker vast ligt, gaat Rommy met snorkel te water om te kijken of het anker er goed in zit en of er rondom nog ondiepe plekken zijn. Bij het rif ten noorden van ons ziet ze prachtige grote vissen.




We gaan met de dinghy naar de haven en testen de Kalik, het lokale bier. Het kan er mee door. Vanaf het terras zien we een grote haai rustig langs zwemmen. De volgende ochtend wandelen we door het dorp. Opvallend zijn de twee kerken, een Anglicaanse en een Katholieke, beide gebouwd door pater Jerome. (de Dom van der Laan van de Bahama's dus). Hij was een Anglicaanse dominee, die in 1908 naar de Bahama’s kwam om de kerken te herbouwen na een recente orkaan. Hij kwam later in aanvaring met de Engelse elite, ging naar Rome, werd katholiek, deed zending in Australië en keerde in 1939 terug op de Bahama’s. Hij trok zich terug in een zelfgebouwd klooster op Cat Island. Zijn Anglicaanse kerk hier wordt gerestaureerd. Ze hebben er aluminium deuren in gezet, die beter zouden passen in een schoenwinkel in Steenbergen. Verontwaardigd stap ik naar binnen om er wat van te zeggen. Ik kan leijkheid slecht verdragen. Maar het blijkt, dat dit de oude deuren zijn. Er komen nieuwe houten, ik was weer te snel. In de katholieke kerk vertelt de koster ons het verhaal van Jerome.



Er staan mooie huizen, één bijzonder mooi huis met veranda’s en ook een soort kasteel. Het laatste bouwwerk is omgeven door bordjes met No Trespassing en Keep Out. Ik zie ook niemand bij wie ik me binnen kan praten (I am a retired architect from Holland..).





We kijken naar het uitladen van het wekelijkse vrachtschip. Plastic flessen, deuren, een flatscreen, Heineken. Iedereen loopt druk heen en weer. De auto's rijden af en aan.





Terug op het terras vragen we naar de haaien. Ze bijten bijna nooit iemand. Dus we kunnen weer zwemmen. En dat is zeer gewenst. Het begint hier zomer te worden. ’s Middags, als de zon recht boven staat, wordt het erg heet. Later haal ik drie jerrycans diesel bij de marina. Het duurt even omdat er een trechter bij moet komen. Ondertussen kijk ik rond bij de binnenkomende sportvissers. Men maakt foto's van elkaar met barracuda's van anderhalve meter. Sommige vissen zijn half, de achterste helft is er af. Dat is het werk van de haaien, verklaart men mij. Ze ruiken bloed en terwijl de vis wordt binnengetrokken knabbelen ze er een stuk van af. Terug op de boot zwemt Rommy naar het rif, ik heb een wond aan mijn voet, ik blijf bij het trapje.

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten