Onze dag begint goed. Feyenoord wint met 6-0. Het is hier nog zondagmorgen en onder het ontbijt zien we via internet de score oplopen. We ankeren tegenover George Town. De afgelopen dagen zagen we hier de Regatta van traditionele Bahama schepen. In het stadje is alles feestelijk versierd en er zijn overal stalletjes met drank en eten.
We liggen naast de Mare Liberum. Bas heeft gisteren ons onderwaterschip gereinigd. We bedanken Bas. We zullen nu een halve knoop harder varen. Ik heb in de hardware-store nieuwe kunstaas gekocht, want de laatste tijd brak de snoer elke dag wel een keer. Al een tijd geen vis gevangen.
Rommy en Marieke hebben gisteren gewandeld op het eiland waar we bij ankeren. Ze zagen verderop een mooie rustige baai. We gaan straks daar liggen. De baai hier is tamelijk vol en er gaan veel watertaxi's en dinghy's heen en weer. Het is niet veilig om hier te zwemmen. Het mag ook niet zonder marker, vertelde de politie gisteren aan Rommy.
Wat wel mag, is met een 2-motorig watervliegtuig achter de boten landen (wateren?) en dan tussen de boten door taxiën om op het strand uit te stappen. Als je rijk bent, wil je het ook laten zien. Het levert je hier bewonderende blikken op, in Nederland zou men je een patser vinden. Er staan een paar villa's hier op Kickers Island. Verder is het onbewoond.
Het heeft binnenmeertjes, zoals de meeste eilanden. Die zijn meestal erg ondiep en worden soms gebruikt voor zoutwinning. Hier kan je bij hoog water naar binnen varen. Het zijn ideale hurricane holes.
We gaan twee stops op de Exuma Cays (een langgerekt lint van eilanden naar het noordwesten) maken. Dan naar Eleuthera (noordelijker) of meteen naar de Berry Islands (westelijk). Vervolgens een lange tocht westwaarts naar de Bimini's en dan een oversteek van 54 nM naar Florida. Dat kan allemaal in een week, maar we hebben er twee weken voor. Alle tijd van de wereld dus.
Nog een bericht van het kakkerlakkenfront. Na het ontsteken van de bom, hebben we er nog één gezien. Bij het monteren van de nieuwe starter vonden we hem onder in de gereedschapskist. Het heroïsche gevecht van man met met spuitbus versus kakkerlak eindigde in een overwinning van de man. Daarna geen enkele meer gezien.
zondag 28 april 2013
woensdag 24 april 2013
Kort bericht over Long Island
Long Island is honderdveertig kilometer lang en 6 km breed. Ongeveer alle
Waddeneilanden aan elkaar vast. In het midden is een smal stuk, als je dat
doorgraaft heb je twee eilanden. Om 14.00 uur varen we de baai bij Clarence
Town binnen. We twijfelen waar we moeten gaan liggen. Voor zuidelijke winden lig je overal goed, maar de
wind zou naar Noord draaien. Als we een plek hebben gekozen en het anker vast
ligt, gaat Rommy met snorkel te water om te kijken of het anker er goed in zit
en of er rondom nog ondiepe plekken zijn. Bij het rif ten noorden van ons ziet
ze prachtige grote vissen.
We gaan met de dinghy naar de haven en testen de Kalik, het
lokale bier. Het kan er mee door. Vanaf het terras zien we een grote haai
rustig langs zwemmen. De volgende ochtend wandelen we door het dorp. Opvallend
zijn de twee kerken, een Anglicaanse en een Katholieke, beide gebouwd door pater
Jerome. (de Dom van der Laan van de Bahama's dus). Hij was een Anglicaanse dominee, die in 1908 naar de Bahama’s kwam om
de kerken te herbouwen na een recente orkaan. Hij kwam later in aanvaring met de
Engelse elite, ging naar Rome, werd katholiek, deed zending in Australië en
keerde in 1939 terug op de Bahama’s. Hij trok zich terug in een zelfgebouwd
klooster op Cat Island. Zijn Anglicaanse kerk hier wordt gerestaureerd. Ze hebben er aluminium deuren in gezet, die beter zouden passen in een schoenwinkel in Steenbergen. Verontwaardigd stap ik naar binnen om er wat van te zeggen. Ik kan leijkheid slecht verdragen. Maar het blijkt, dat dit de oude deuren zijn. Er komen nieuwe houten, ik was weer te snel. In de
katholieke kerk vertelt de koster ons het verhaal van Jerome.
Er staan mooie huizen, één bijzonder mooi huis met veranda’s
en ook een soort kasteel. Het laatste bouwwerk is omgeven door bordjes met No
Trespassing en Keep Out. Ik zie ook niemand bij wie ik me binnen kan praten (I
am a retired architect from Holland..).
We kijken naar het uitladen van het wekelijkse vrachtschip. Plastic flessen, deuren, een flatscreen, Heineken. Iedereen loopt druk heen en weer. De auto's rijden af en aan.
Terug op het terras vragen we naar de haaien. Ze bijten
bijna nooit iemand. Dus we kunnen weer zwemmen. En dat is zeer gewenst. Het
begint hier zomer te worden. ’s Middags, als de zon recht boven staat, wordt
het erg heet. Later haal ik drie jerrycans diesel bij de marina. Het duurt even omdat er een trechter bij moet komen. Ondertussen kijk ik rond bij de binnenkomende sportvissers. Men maakt foto's van elkaar met barracuda's van anderhalve meter. Sommige vissen zijn half, de achterste helft is er af. Dat is het werk van de haaien, verklaart men mij. Ze ruiken bloed en terwijl de vis wordt binnengetrokken knabbelen ze er een stuk van af. Terug op de boot zwemt Rommy naar het rif, ik heb een wond aan mijn voet, ik blijf bij het trapje.
Crooked Island
Dit is een uithoek van de Bahama’s. Geen charterschepen,
geen resorts, wat zeilboten en eilanden met een paar honderd inwoners. Hier op Crooked Island hebben ze sinds kort
elektriciteit. Langs het strand staat elke 200 m een vakantiehuis, aan de
andere kant van de westpunt voorbij het vliegveld staan wat nieuwe villa’s.
We
lopen over de lange zandweg tussen de huizen en een zoutpan naar het vliegveld,
daar is alles verlaten. Dan de andere kant op naar het gehucht Pitts Town. Er komt zo af en toe een
auto voorbij, iedereen stopt om een praatje te maken. Waar we vandaan komen,
waar we heengaan. Ze vertellen in het kort hun levensgeschiedenis en raden ons
aan de 2 kanonnen, de grot, de winkel en het restaurant Gibson 2 te bezoeken. Rommy vertelt aan een man van 85, dat we
terug naar Nederland moeten, omdat ze weer moet werken. Hij opent een portier
en zegt: “Hop in, and you never have to work again. Let him walk”. We lopen
samen door. Dichter bij Pitts Town
stopt er vaker een auto en we vragen ons af of we het dorp nog zullen halen. Maar
eindelijk zien we een klein haventje, een benzinestation, een winkeltje, een
kerk en Gibson 2. We hebben dorst en honger van het lopen en van de nachtelijke
tocht.
De eigenares van Gibson 2 heet Wilhelmina,” They call me Willy”. Ze is
een diner voor een groep aan het voorbereiden, maar ze zal zien wat ze kan
doen. Haar man komt ondertussen bij ons aan tafel om wat te kletsen. Hij laat
ons een fotoalbum zien met foto’s van hem en grote vissen in zijn armen. Op de
tv is honkbal, maar Willy schakelt over naar het Nascar racen in Kansas City
(met fabrieksauto’s rondjes op een baan).Haar broer is de piloot van het
vliegtuig van de racer met nummer 20. We zijn allemaal opgetogen, als nummer 20
door een paar mooie manoeuvres de race wint. Dan krijgen we een bord met smoked
chicken, meatloaf, corn, rijst en sla. Het smaakt geweldig. Af en toe komt
iemand eten afhalen of bestelt een diner: “What shall I make?” ”Make whatever
you want, it is always very good”. Gaaf, toch?
Ze zijn hier bijna allemaal
Zevende Dags Adventisten, op zaterdag is het zondag en er is geen drank
te krijgen. Met het eiland Acklins omsluit Crooked Island een groot ondiep
gebied met riffen. Op Acklins groeit de grondstof voor Campari aan de cascarilla bark. No nightlife.
De tweede nacht is veel onrustiger en om 06.30 uur staan we
geradbraakt op. Voor de wind met de genua uitgeboomd varen we naar Long Island,
een lang eiland. We worden weer een tijdlang vergezeld door een grote groep
dolfijnen. Ze schieten steeds voor de boeg langs en maken sprongen naast de
boot. Twee jonge dolfijnen blijven dicht naast elkaar zwemmen. Ik probeer ze te fotograferen, maar ik druk
telkens te vroeg of te laat af. Toch maak ik een foto, waar er tien op staan.
De filmcamera had een lege batterij.
West Caicos en Mayaguez
Tussen de riffen ten zuiden van Providenciales door varen we naar het westen. Ten noorden van West Caicos is de Caicos Creek, een diepe doorgang naar open water. Midden in de
Creek ligt de “A”, het door Starck
ontworpen megajacht. We varen er vlak langs, maar zien niemand. Rommy zit weer
voorop om de riffen aan te geven. Soms stuur ik als Captain toch een andere
koers, hetgeen me niet populair maakt bij Crew.
In alle formulieren sta ik als Captain en Rommy als Crew.
Iemand van een Nederlandse boot gaf zijn vrouw eens op als captain, zij had de
meeste kennis en ervaring. Eerst moesten ze lachen, maar toen hij volhield, werden
de beambten kwaad. Een douanekantoor is niet de plaats om geintjes uit halen,
dat moest hij maar elders doen.
De baai van West
Caicos is één van de mooiste van de Cariben. Helder blauw water met 20 m
zicht. En het gaat steil naar beneden naar 200 m. Dat noemen ze de Wall. Het water wordt daar donkerblauw. Boten
met duikers komen van de omringende eilanden. We liggen aan een mooring van de duikers,
we zagen ze vertrekken toen wij aankwamen. Later komt toch nog de T&C Agressor, een grote boot met
duikers. Ze vragen via de marifoon
beleefd of we morgenvroeg om 6.30 uur plaats willen maken. Ons plan was om rond
7.00 uur te vertrekken, dus geen probleem.
Op de noordpunt van het eiland staat een reusachtig resort
van Club Med in aanbouw. Dat wil zeggen, de bouw ligt stil. De grote gebouwen
zijn zonder ramen. Halverwege is een jachthaven in aanbouw. Ook hier ligt alles
stil. De crisis is hier merkbaar.
Om 7.30 varen we dus noordwaarts naar Mayaguana. Er waait een stevige Bft 5 van opzij. Dit is weer eens
echt zeilen. Golven van 3 m, die onverwacht in de kuip spatten. Het vorige stuk
was erg mooi, maar het varen was meestal op de motor naar de volgende baai. Ook
het ankeren is hier andere koek. Voorzichtig een weg zoekend tussen de
koraalriffen door, ankeren we uiteindelijk
achter een 4 mijl lang rif, dat 1 mijl van het land ligt: Abraham Bay. Het waait in de
avond 7 Bft, maar we zijn zo dicht mogelijk achter het rif gekropen, hier is het water rustiger. Aan het eind van
de baai bij het dorp ligt het Canadese zeilschip Calabar, we spreken elkaar over de radio. Ook zij hebben Fort Lauderdale als doel.
Als de volgende dag de zon hoog genoeg staat, werken we ons
met een snelheid van 2 knopen dieper de baai in, naar het dorpje. Lastig zijn de verspreide wolken. Als
een wolk voor de zon komt is ineens alle water donker. Je moet als je voorop
staat dus ook goed vooruit zien. Nou heeft Rommy een vooruitziende blik, dus we
varen er veilig doorheen. Na twee uren zigzaggen ankeren we in de buurt van de Canadees
en een andere boot.
Mayaguana is een groot
eiland, 30 mijl lang en 5 mijl breed. Er wonen 320 mensen. Een mailboat en een
vliegtuigje komen een paar keer per week, op onregelmatige tijdstippen. In 1997
kreeg het eiland elektriciteit en telefoon. De enige toeristen zitten in de
drie kleine hotelletjes of komen van de zeilboten, die voor anker liggen. De
voornaamste reden om Mayaguana te bezoeken is het vissen op bonefish of het
bestuderen van zeldzame hagedissen en vogels. Het stikt er van de muggen. De rough
guide vermeldt: No nightlife.
Bij het dorp is het erg ondiep, dus je ankert een halve mijl
van de kust. Omdat het bij Bft 7 moeilijk is om in onze kleine dinghy te varen,
blijven we de hele dag aan boord. Ook de Calabar durft de dinghy-tocht niet
aan. De windgenerator heeft een beste tijd, ‘s morgens had hij beide accu’s tot
de rand gevuld.
De volgende dag waait het 5 Bft. We krijgen via de radio
contact met Scully. Hij is van de derde zeilboot en is inwoner van het eiland. Het is
zaterdag, dus de beambte moet van huis komen en vraagt dan $ 40,00 extra.
Scully weet haar te wonen en loopt met me mee. Onder de overkapping van de kerk
worden maaltijden gekookt voor een goed doel. Aan de andere kant van de straat
zijn jongens een basketbalveld aan het aanleggen. Ik zag ze eerder op het
strand zand in een pickup scheppen. Verder is het leeg en heet. Scully vertelt,
dat vorige week een vliegtuigje bij de landing op een bus is geknald. Drie
mensen van het eiland zijn omgekomen. Ik wacht op de stoep van de Government Building.
Naast de deur hangt een aankondiging van een bijeenkomst, waar men over de ramp
kan praten.
De beambte zal er over 45 minuten zijn. (Ze zijn hier altijd
heel precies in het aanduiden van wanneer ze komen, 7 minuten, 20 minuten, 45
minuten. In bijna alle gevallen komen ze pas na anderhalf uur). Daarna duurt
het invullen van de documenten extra lang, want er wordt een Cruising Permit en
een Fishing Permit uitgeschreven. Voor $ 300,00 mag je hier dan een jaar zeilen
en vissen. Twee weken mag ook.
Voorzien van alle vergunningen laveren we de baai uit en buiten
varen we richting ondergaande zon. Het is 85 zeemijl naar Crooked Island. Om bij daglicht aan te komen varen we ’s nachts. We
volgen weer ons wachtschema: 21.00 – 24.00
24.00 – 03.00 03.00
– 06.00 06.00 – 09.00. Midden in de nacht
zien we de Maasdam aan stuurboord
oplopen op weg naar San Salvador.
Scully
Hij verdient zijn geld met het organiseren van vistochten en
de catering van de kleine cruiseschepen, die hier af en toe komen. De laatste 8
jaar zorgde hij voor de zeilboot van een Amerikaans echtpaar, die voor de haven
voor anker lag. Een wat oudere Amerikaanse boot, met een mooie zeeg en goed
onderhouden. De laatste keer was de vrouw ongeneeslijk ziek. Vanuit Amerika
belde de man en zei dat Scully naar de boot moest gaan en moest kijken wat er
op de kajuittafel lag. Daar lagen de eigendomspapieren, reeds getekend door de
eigenaar, op naam van Scully.
dinsdag 16 april 2013
Naar Provo
We halen het tweede anker uit de dinghy naar boven en
beginnen dan meter voor meter de 40 m ketting van het hoofdanker binnen te
halen. Bij 10 m zetten we alvast het grootzeil. Als we recht boven het anker
liggen is er geen beweging meer in te krijgen. Het anker zit half achter een
steen. Dan komt de boot van de duikschool aangevaren. De instructeur probeert
onze boot naar voren te trekken. Als dat geen resultaat heeft, grijpt hij een duikfles,
gooit die in het water, zet een bril op, rits zijn pak dicht en gaat achterover
te water. Zijn twee leerlingen, een ouder Amerikaans echtpaar, kijken
gefascineerd toe. Als hij bij het anker is, geven wij de ketting wat ruimte en
hij trekt het anker los. Als we de ketting binnen hebben is hij met de twee
leerlingen al een eind weg. We thank the
Salt Cay Divers for their help.
Voor de wind met de zeilen naar twee kanten steken we over naar
de Caicos Banks. De Caicos Banks is een ondiepte van 45 x 10 mijl. Binnen een halve mijl gaan we
van 2000 m naar 20 m. Verderop is het 5 m. De zeekaarten geven verder geen
informatie, het is blanco. We hebben kleurenfoto’s uit een gids om aan de kleur
van het water te zien hoe diep het is. Omdat we in ons hoofd hebben om midden
op zee te ankeren varen nog een paar uur door de banken op, met Bft 5 van
achteren. Het ankeren onder zeil is geen probleem, we hebben 20 mijl naar alle
kanten de ruimte. Maar eenmaal vast,
ligt de boot te stampen en te rukken. Ik verdeel de kracht van de
ketting over 4 bolders, dat is geen probleem. Slapen wel.
De volgende morgen om 7 uur halen we het anker in met een
touw, die we met een duivelsklauw aan de ketting haken. We hebben het touw via
het blok van de bulletalie naar de grote lier geleid. Dat gaat prima, we halen
steeds een meter in en zetten de ketting dan vast met een kort touw met een
duivelsklauw. Zo steeds: trekken, vastzetten, klauw naar voren zetten, trekken,
enzovoort. Het teamwork van Rommy & Gerard is voorbeeldig.
Belangrijk bij het zeilen zonder hulpmotor is, dat je niet
vastloopt (Hogere Zeevaartkunde). Eén van ons zit voorop om de koraalriffen te
zien, de ander staat aan het roer. Een paar keer schrik ik van een zwarte plek
vlak naast de boot, maar dat is de schaduw van ons eigen zeil. Zo bereiken we,
de riffen omzeilend, een werf/marina aan de zuidkust van Providenciales (Provo). Daar is alleen de man voor de zondag
aanwezig, maar hij arrangeert een sleepboot
en 15 minuten later liggen we aan een steiger.
Ik doe mijn verkennende wandelingetje en praat lange tijd
met de eigenaar van de duikschool. Hij was in de 70’s in Amsterdam (om voor een
bedrijf hier stalen rompen te laten bouwen) en is nieuwsgierig hoe het er nu
is. Stukken minder dus. Toch?
De volgende dag is een maandag, het kantoor van de
shipyard/marina is bemand. Ik regel een afspraak met een tandarts, huur een
jeep voor morgen en ga naar de dieselshop voor
de starter. Mike geeft me de starter en terug op de boot monteer ik de starter.
Ik ververs meteen de olie en vervang het
benzinefilter. De motor loopt als een tierelier.
Omdat de shipyard zich “budget” noemt, informeren we naar de
mogelijkheid de boot op de kant te zetten en het onderwaterschip schoon te
maken en van nieuwe antifouling te voorzien. Er zit veel aangroei (pokken) op.
Het zou $ 2017,00 gaan kosten. Als we het werk zelf doen kost het 2/3 van de
arbeid minder, dat is $ 420,00 minder. Je betaalt hen dus $ 210,00 om zelf te mogen
werken. Dan doen we maar een paar dagen langer over de terugreis. Misschien dat
het ergens goedkoper kan.
De douane komt langs en we nemen de gebruikelijke
formulieren door. We mogen 7 dagen in de Turks and Caicos blijven. Voor het
uitklaren moeten weer op Provo zijn. Maar we willen daarna nog een eiland van
de T & C bezoeken, hoe moet dat dan? “What you do after clearing out is not
our concern”. Met andere woorden, ga uitklaren en bezoek die eilanden. Het is
altijd hetzelfde, ze zijn wel soepel, maar vraag ze niet dat uit te spreken.
Tot onze verassing worden we door de Mare Liberum
opgeroepen. Ze horen ons radioverkeer met de marina en de sleepboot. Ze zijn
dan op weg naar de noordkant van Provo. We spreken af morgen, als we een auto
hebben, elkaar te zien.
Een auto betekent tevens: boodschappen kunnen doen in een grote supermarkt.
De supermarkt is fantastisch, maar duur. We proberen het nog
een keer met de gasfles. Ook hier hebben ze geen passende aansluiting. Maar de
man van het gas weet een metaalbedrijf om de hoek, die een adapter kan maken op
de draaibank. Hij gaat met ons mee. De adapter wordt vandaag nog gemaakt. In de
tussentijd ga ik naar het douanekantoor om uit te klaren ($ 50,00) en naar de tandarts, hij
heet Mark Osmond, komt uit Engeland en is heel vakkundig voor $ 170,00.
Ondertussen hebben we dan het eiland ook wel gezien. Dure resorts, hotels en villa's. Geen dorp, alleen een shoppingmall. De kust is erg mooi, lichtblauw met veel riffen. Er zijn verschillende nog lichtblauwere baaien met eilandjes. Het doet toch erg levenloos aan.
Beladen met boodschappen, LPG, een uitklaringsformulier en
een vulling komen we terug op de boot. Morgen om 10 uur gaan we naar West
Caicos. We moeten de zon achter ons hebben om op zicht (eyeball navigation) tussen de riffen bij de eilanden door te varen We arriveren dan
weer wat te vroeg om aan een mooring van de duikers te kunnen liggen. Maar het
seizoen is voorbij, misschien is er een mooring vrij. We zullen zien.
zaterdag 13 april 2013
Turks
De US
Customs and Border Security in Mayagüez
is gehuisvest in 100 jaar oud bankgebouw. In de hal met niet meer gebruikte
loketten staat een scanapparaat en een poortje. Dat gepasseerd hebbende mogen
we plaats nemen in het zitje aan de andere kant van de hal. De immigration
officer verdwijnt met onze papieren en wij lezen het tijdschrift US Border. Achter de loketten zien we
drie mannen druk bezig met onze uitklaring. Na een kwartier krijgen we het uitklaringsformulier
toegeschoven door één van de loketten.
We maken nog
een wandeling door Mayagüez. Brede
straten met veel auto’s. In de verte zien we een oude kerk, daar zal het oude
centrum liggen. In deze hitte is dat te ver. We lopen door een woonwijk terug naar
de baai. We zien de Annalena in de verte liggen. Een tentje met sappen van vers
fruit komt zeer gelegen. We nemen Frappé Frutta en kopen daarna nog brood en sap in een Seleciones supermarkt.
Om 12.00 uur
beginnen we aan de oversteek. Bij het starten doet de motor even grr, grr, grr
en daarna is het stil. We schrikken, zonder motor wordt het lastig. Dan probeer
ik het nog een keer en de motor slaat aan. Gelukkig. We lichten het anker en
varen naar het westen. Eerst met weinig wind, op de motor. Als we de Mona
Passage tussen Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek uit zijn, begint het te
waaien, we varen 6 knopen op een bakstagwindje. Er komen buien over en we
besluiten het tweede reef in het grootzeil te zetten. Dat hebben we deze reis
nog niet vaak gedaan. Het blijkt een juiste beslissing, want ’s nachts waait het
behoorlijk. Ook met tweede reef varen we
nog 6 knopen en we schommelen niet al te erg. We varen voor de kust van de
Dominicaanse Republiek en Haïti langs. Noordelijker liggen grote banken, zodra
we daar achter zitten wordt de zee rustiger. We varen drie dagen en twee
nachten lekker door. We passeren een aantal grote vrachtschepen, die netjes
uitwijken.
Bestemming
is toch de Turks and Caicos geworden.
Dat is 100 mijl dichterbij dan de eerste Bahama’s. Voor donderdag is er veel
wind aangekondigd en bij Great Innagua
en Mayaguana (Bahama’s) is het slecht
ankeren. We houden het gemiddelde van 6 knopen en komen nog bij licht aan bij Big Sand Cay, het meest zuidelijke
eiland van de Turks. (Turks komt trouwens van de meloencactussen, die ze hier
turks noemen vanwege hun rode fez). Big
Sand Cay is een onbewoond eiland,
2 km lang met zilverwit zand en een vuurtoren, die het niet doet. Bij het
starten van de motor weer eerst grr, grr, grr , maar na een tijdje doet hij
het.
De Turks
zijn een rij eilanden van noord naar zuid. De Caicos vormen een halve cirkel
met een heel groot ondiep gebied daartussen. Je kunt daar, als de zon hoog staat goed op zicht varen. Als je wilt
stoppen, gooi je het anker uit en je ligt zonder land in zicht is midden op de
oceaan.
Het volgende
eiland van de Turks is Salt Cay. Er
wonen ca 100 mensen, die bestaan van de zoutwinning en toerisme. Aan de
hoofdweg liggen rechts de school, de kerk en een aantal vakantiehuizen en links
de zoutpannen. Koeien, kippen en ezels lopen los rond. Er zijn drie
bar/restaurants waarvan één dicht is, één om 16.00 uur sluit en één om 18.00
uur open gaat. Bij Boo’s Garage staan wat autowrakken. Het toeristenseizoen is
twee weken geleden geëindigd. Ik ga aan land om bij de politie in te klaren.
Een man helpt me de dinghy aan land te trekken. “Call me Stagelee, do you have
sigarettes?” Hij wijst me het huis van de politieman. Daar staat zijn vrouw bij de deur, ze gaat hem halen. Hij heet
Stanley en is groot en zwart. Nee, inklaren doen hij al jaren niet meer.
Daarvoor moeten we naar Grand Turk.
We praten nog wat als politiemannen onder elkaar over de misdaad op het eiland.
Nu het stil is, gebeurt er niks. Alleen een kleine zwarte, die zich Stagelee
noemt wil nog wel eens om geld vragen. Ik loop terug naar de bar bij de haven
en drink met de enige klant een Carona.
Hij vertelt, dat ze op de anderen eilanden dit eiland het
bejaarden-eiland noemen. Er is niks te doen en om 23.00 uur is alles dicht.
Ze hebben
cable gehad, maar de antenne is na de laatste hurricane niet meer gerepareerd.
Bij de
politie in Rotterdam zat ik in een werkgroep “Politiesterkte”. We hebben daar
een formule met 8 factoren ontwikkeld om het aantal politieagenten naar
inwoners te berekenen. Dat is ongeveer 1 : 100. Precies zoals hier op Salt Cay.
We hadden beter een studiereis naar de Turks en Caicos kunnen aanvragen ( ze
waren zéér van de studiereizen).
Het is
inderdaad hard gaan waaien. Ik breng een tweede anker uit. We lopen later samen
de mainroad op en neer. Er is inderdaad niks te beleven, het doet denken aan
sommige Deense eilanden. Af en toe een inwoner op een fiets of in een auto, die
uitbundig groet. (dat heb je dus op een Deens eiland niet). Nog twee keer komen
we Stagelee tegen, ik zing de song van James Brown en kan bij hem niet meer
stuk.
‘s Morgens
halen we de dinghy op het voordek en zetten alles vast. Grand Turk is 10 mijl,
het waait nog steeds hard. Alles ziet er goed uit. De motor doet eerst weer
grr, grr. Daarna grr. Daarna helemaal niks meer. Ook geen klik van solenoïd. It
‘over. Ik maak alle verbindingen van de
starter en de accu schoon, maar dat maakt geen verschil. Ik meet de solenoïde
door en meet oneindige weerstand tussen de S-pool en de massa. Dat hoort niet
zo te zijn. We gooien de dinghy weer in het water, zetten de motor er op en ik
vaar weer naar het kleine haventje. De duikinstructeur komt net terug met een
groep. Ik vertel hem mijn probleem. Hij belt Boo van Boo’s Garage. Die is er
binnen 10 minuten, zoveel heeft hij niet te doen. Boo is met zijn gereedschap
te zwaar om met de dinghy mee te nemen. Boo en de Filipijnse duikinstructeur
komen even later met een boot van de duikschool. Het blijkt uiteindelijk de
startmotor te zijn. De draden tussen de collector en de spoelen zijn kapot.
Nieuwe starter nodig! Ik bel met de telefoon van Debby, de eigenares van de bar
en de duikschool naar een dieselrepair op Provodenciales (Provo). Hij heet Mike
en heeft een starter liggen. Maar Provo is 80 mijl weg en we moeten zonder
motor het anker ophalen, onderweg ankeren voor de nacht (op de banken staat 2 m
water, maar er zijn ondiepe stukken met koraal) en weer ankeren bij Provo. In
ieder geval houdt Mike de starter voor me vast. “Don’t sell it”, ” I will recognize
your voice”, ” I am 65 with grey hair”, ” I am 59 with grey hair”, “See you
next week Mike”. We drinken nog een local beer in de bar van Debby en
overleggen hoe we tocht zonder motor gaan maken. Het beste zou zijn, als de
wind wat afnam.
De koelkast
gaat uit om de accu’s vol te houden voor de instrumenten. De windgenerator
staat te loeien en overdag schijnt de zon recht van boven. Dat is genoeg. We
drinken het bier nu het nog koud is. Logisch toch. We krijgen twee spannende
motorloze dagen.
De volgende
dag, zaterdag, is er nog steeds harde wind. Ik ga naar de kant om een
weerbericht te pakken te krijgen en deze blog te versturen.
zondag 7 april 2013
zaterdag 6 april 2013
Puerto Rico 4
Na het gebruikelijke ontbijt met een halve grapefruit en brood met “I can 't believe it’s not BUTTER!” varen we weg uit Parguera.( "Rommy geef mij de I can't believe it's not BUTTER! even door").
Gister viel een vulling uit mijn kies. We hebben Jan Beyers, de beste tandarts van Rotterdam en Omstreken een foto gestuurd, met de vraag wat te doen. Het is nu zaterdag, dus het antwoord komt pas maandag.
Bij het verlaten van Parguera varen we tussen de verspreide klippen door. Goed op de kleur van het water letten. Bij de meest lastige doorgang liggen rode en groene tonnen. Met bloedend hart varen we naar buiten (rood links).
Puerto Rico is een rechthoekig eiland, we ronden de linker-onderhoek. De hoek heet Cabo Rojo (ook wel het Hoek van Holland van Puerto Rico genoemd). Na de kaap varen we noord, weer eens halve wind. We scheuren met 7 knopen door het water. Daarna liggen we in de Bahia de Boqueron. Een badplaats waar elke zaterdagavond live muziek is.
We treffen de Mare Liberum weer en horen dat ze niet naar Ile a Vache gaan. De Nederlandse catamaran Bella Ciao meldt op hun blog, dat voor de kust van Haïti een aantal onverlichte boten langszij kwam. Nou is de Bella Ciao een grote en snelle catamaran, daar klim je niet gemakkelijk aan boord. Ze verdwenen onverrichter zake. Van dat verhaal zijn Bas en Marieke ongerust geworden. Zij zijn met drie kleine meisjes en willen geen narigheid riskeren. Dus vertrekken ze morgen naar Cuba en blijven uit de buurt van Haïti en de Dominicaanse Republiek. Verstandig besluit, maar wel verdrietig als een lang gekoesterd plan moet opgeven.
We spreken ze nader op het terras van de enige lesbo-bar van Boqueron. Verschillende klanten van de bar komen langs onze tafel om te vragen, waar we vandaan komen en om ons welkom te heten. Een gebruikelijk tafereel. Niet alleen in lesbo-bars. Een Amerikaanse vrouw komt van de aluminium motorboot, die we al vaker hebben gezien. Ze is historica en was onlangs nog in Leiden voor een congres.
We lopen ook nog een verhoogd pad door de mangroven. Na twee bochten hebben we eind van het pad al bereikt. Toch een aardsige opzet.
Ons plan is om morgen naar een ondiepe baai 2 mijl verderop te varen ( Punta Carenero), daar nog even rustig te liggen en dan maandagochtend in Mayaguez (de derde stad van het eiland) uit klaren. We varen dan ongeveer 4 dagen en nachten naar het eerste eiland van de Bahama's Great Inagua. Tenminste als het rustig weer is, want Great Inagua een slechte plaats om te ankeren. Maar je kunt er inklaren.
De Mare Liberum vertrekt om 22.30 uur. In het donker komen ze nog even langszij om een zakje kruidnagelen te brengen voor als mijn kies zeer zou gaan doen.
Ik maak nog een foto van Boqueron op zaterdagavond. De camera heeft zijn beperkingen, maar het geeft wel een indruk. Denk er de flarden muziek van drie live bands door elkaar bij en het rumoer van honderden mensen. We horen één zanger die klinkt als Van Morisson.
vrijdag 5 april 2013
Dolfijnen, walvissen
Wat is het toch dat als je vertelt, dat je dolfijnen hebt gezien, men steevast zegt: "Waren het geen bruinvissen?" En als je zegt een walvis gezien te hebben, dat ze dan vragen: "Was het geen potvis?"
Het lijkt wel of ze je het niet gunnen.
Nou het waren dolfijnen. Type Dolfinarium Harderwijk. En potvissen zijn gewoon een sóórt walvissen.
Het lijkt wel of ze je het niet gunnen.
Nou het waren dolfijnen. Type Dolfinarium Harderwijk. En potvissen zijn gewoon een sóórt walvissen.
Abonneren op:
Posts (Atom)