woensdag 27 maart 2013

Viques


 

We doen boodschappen en lopen door Dewey. Mannen hangen rond, politieagenten,  wachten op de veerboot, toeristen rijden in golfkarretjes en bij de kapper staat een hele mooie bromfiets. Het stalletje bij de brug is dicht, want op het bordje staat: “Open some days”.

 



We varen naar de uitgang van de baai. Daar ligt een rif, dat doorloopt voor het eiland. Achter een rif is het  goed liggen. De wind van de oceaan is lekker koel, terwijl deining en golfslag ontbreken. Wel hoor je dag en nacht het geraas van de branding op het rif. Het water is er lekker warm. We zien steeds schildpadden opduiken, maar het lukt weer niet om ze te fotograferen. Een toplocatie wat betreft het ankeren. Voor ons ligt een woonboot in caribische kleuren.

 

Dan naar Culebrita, een onbewoond eiland dat tegen Culebra aan ligt. Een prachtige baai, maar wat druk omdat het weekend is. We horen verschillende versies van I shot the sherif. Op het strand hoor ik een vrouw haar man vragen de radio uit te doen, want ze wil de branding horen. De man en ik kijken elkaar zuchtend aan. “It is a good station”, zegt hij. Op de kaart staat een plek aangeduid met “jacuzzi’s”. Nou, dat is niet mis. Je zit in een kom tussen de rotsen en dan onverwacht donderen er golven over je heen. Als je je niet goed vasthoudt, spoel je zo de rotsen over. Geweldig.

 

Een Australiër geeft me zijn emailadres, want hij heeft van bovenaf een foto van Rommy in de golven genomen. Hij heet Rob van de Haan en is als 7-jarig jochie met zijn ouders uit Nederland naar Australië geïmmigreerd. Hij wijst ons nog op een pad, dat naar boven loopt. Er staan mooie meloencactussen (ook wel turks genoemd, vanwege het hoedje).

 

Aan de andere kant van de baai staat de oudste vuurtoren van de Cariben. Gebouwd in 1882. We nemen het pad naar boven en zien, dat er sinds 1883 niks meer aan onderhoud is gedaan. Maar ‘s nachts brandt het licht wel, op zonnecellen,  continuous white.

 

Na de wandeling even afkoelen in het water en dan steken we over naar Viques, het andere grote Spaanse Maagdeneiland. Na paar uur halve wind op koers 180 ⁰ passeren we de oostpunt van het eiland. Het eiland is 37 km lang en heuvelachtig. De eerste 25 km zie je geen enkele bebouwing.  Alleen op de hoogste heuvel staat een soort verkeerstoren. Op die toren na, zien we precies hetzelfde dat Columbus gezien moet hebben. Groene heuvels, rotsen, baaien, witte stranden met palmen en het helderste water van de Cariben . Op de stranden staat om de 50 m het volgende bord.

 

We negeren de borden  en wandelen het eiland op. Zo’n bord is pure bangmakerij. Er liggen inderdaad wat projectielen, maar ze zien er allemaal ontploft uit. Nee, dit is niet waar. We gaan niet verder dan het bord.
 
 

De Amerikanen hebben dit eiland vanaf 1941 gebruikt hebben voor schietoefeningen, ondanks heftige protesten uit Puerto Rico. In 1999 werd een burger door een projectiel gedood, toen besloot Clinton dat het moest stoppen. In 2003 is het gestopt.

 

De hoofdstad Esperanza is niet meer dan een boulevard met bars, restaurants, winkeltjes met sieraden en kanoverhuurders. Daarachter drie straten met huizen, scholen, kerken en autowrakken. Twee loslopende paarden komen ons voorbij, verderop blaft een zwarte hond naar de paarden. Even later zien we de twee paarden bij een huis staan eten uit een bak, de hond zit ernaast.

 

In het verlaten een honkbalstadion jagen twee honden een soort wezel achterna. Het is relaxed en onbedorven. En erg warm.

 

Omdat de baai bij Esperanza nogal deinde, verplaatsen we ons naar het beschutte Puerto Ferro. De ingang is smal, de kaart toont een rots en een wrak. Rommy staat op het voordek  op de uitkijk.



We belanden achter in de baai, waar drie onbemande boten voor anker liggen. Daar gaan we liggen in twee meter diep groen water. De baai is bioluminescent. Als je ´s avonds je hand door het water haalt lichten de algen op. Je kan ook gaan zwemmen in het donker, alleen het wordt niet aangeraden. Haaien en barracuda’s hebben wel eens mensen in het been gebeten. Aan de oostkant is een mangrovenbos. Ik vaar met de dinghy door een kreek het bos in. Helemaal aan het eind van de kreek ligt een zeilboot voor anker. Wat je noemt een hurrican hole.



We feliciteren Wijnand met zijn verjaardag.

 

Culebra

We zijn weer in Caribische sfeer. En men spreekt Spaans. We liggen voor Dewey, een slaperig stadje met gestrande Amerikanen met vieze baarden en kapotte t-shirts. De ingang van de baai is 30 m breed en de baai is 5 km lang. Het eigenlijk een meer. Door Dewey loopt een kanaal met een hefbrug. Toen de brug de eerste werd geheven bleef hij steken. Lastig voor de mensen aan de overkant. Toen ze hem na een week weer beneden hadden, hebben ze hem nooit meer omhoog gedaan. Hij is een paar jaar geleden wel weer mooi geschilderd.



Naast de brug is Dinghy Dock Bar/Restaurant. Als je vanuit je dinghy op de steiger stapt, is het nog één stap naar je barkruk/stoel. En belangrijker is, dat je na 6 painkillers met één stap weer in je dinghy zit. Het terugvinden van je boot duurt soms wat langer. In de avond speelt er een percussie band. We liggen er pal voor, dus we kunnen het goed horen.



Het is 15 minuten lopen naar het vliegveld voor het inklaren. Maar het gaat gesmeerd. De beambte heeft haast. Hij kruist op de formulieren aan waar we iets moeten invullen. We vullen steeds elk een formulier in. Hij typt op de computer nog wat en daar komt de Cruising Permit uit de printer. Nu hebben we onbeperkt toegang tot alle Amerikaanse wateren tot 2014. Wel moeten in Puerto Rico steeds opbellen en het nummer van de Permit doorgeven.



We lezen in een mail van Joe dat de Dominicaanse Republiek $ 180,00 kost en dat je boot bij aankomst en vertrek wordt doorzocht. Dat slaan we beter over en gaan in één keer door naar Ile a Vache, een eilandje aan de zuidkant van Haïti. Maar dat leest u allemaal later nog wel.

vrijdag 22 maart 2013

Charlotte Amalie


Alleen al voor die mooie naam willen we naar Charlotte Amalie. Het is de hoofdstad van St Thomas en ligt aan de zuidkant. Als we aankomen liggen er drie cruise schepen. Er is een jachthaven, maar alleen voor schepen langer dan 50 m. De rest ankert in een grote baai, die overal ca 5 m diep is. Natuurlijk is in het centrum het taxfree gebeuren: diamanten, sieraden, horloges, T-shirts en drank.

gc


We schaffen ons 4 flessen Bols likeur aan voor $ 5,00 per twee flessen, twee liter  lokale rum voor $10 per liter en twee liter Jack Daniels voor $ 20,00 per liter. U snapt inmiddels, wat het grootste gevaar van de Cariben is.


Het grote verschil met andere taxfree gebieden is, dat de winkels  hier in gerestaureerde Deense pakhuizen  zijn gehuisvest. Het centrum is dus een lust voor het oog, wel zit bijna in elk pand een juwelier.


Ik heb op de markt een nieuw  shirt gekocht, lekker ruim. Vanwege de hitte doe ik het shirt in een klein parkje terstond aan. Vanaf twee bankjes verder roept een oude vrouw: “That looks much better!” Ze heet Sonia en ze weet hoe ze mannen moet benaderen.
                                          Sonia

De Mare Liberum zeilde ons op weg naar St Thomas met een enorme vaart voorbij, we werden er een beetje depressief van. Gelukkig bleek later, dat Bas de motor had bijstaan. We lagen bij elkaar in de buurt op St John. Rommy en Marieke gingen daar ´s morgens een trail van 3 uur lopen. Ik ging naar de Annaberg Plantage, een ruïne van een Deense suiker plantage. Voor het geval u het niet mocht weten: de Denen hebben de US Virgin Islands in 1917 aan de Amerikanen verkocht voor $25.000.000.  Het kostte hen teveel. Hadden wij ook kunnen doen met onze eilanden. Toch?
                                          sugar mill

Frederique, de oudste  van Bas en Marieke vraagt ons of we er een bemanningslid bij willen hebben. “Hij eet niks”. Ze willen de Leprechaun opblaaspop kwijt. Neemt teveel plek, ook onopgeblazen.
                                          de Mare Liberum stuift ons voorbij

We zijn de gerestaureerde straten van Charlotte Amalie uitgelopen, gaan langs de Kathedraal en komen we in een achterbuurt. Als Rommy zich onveilig begint te voelen, slaan we een zijstraat in om terug te gaan. Een man roept: “Don’t go there”. We kijken hem verschrikt  aan. “It is a dead end street”, zegt hij dan. “I thought, you meant, that it was not safe there”, antwoord ik. “ I take care that you are save”, zegt de man.


Rommy zoekt een hemd met de opdruk Charlotte Amalie, maar we vinden enkel met de opdruk St Thomas.

We brengen de was naar een laundry, laten Rommy’s zonnebril  gratis van nieuwe neussteuntjes voorzien, drinken een milkshake bij Mc Donalds en slaan blikjes bier  in bij Pueblo, een goedkope supermarkt waar we nagenoeg de enige blanken zijn.

Morgenvroeg de was ophalen en dan verlaten we de USVI. We zeilen naar Culebra. Een eiland , dat bij Puerto Rico hoort. Culebra en Vieques worden ook wel de Spanish Virgin Islands genoemd. Dat klinkt beter vonden ze zelf. 35 mijl zuidelijker van hier ligt nog St Croix, ook een US Virgin Island met nog meer resten van Deense historie. Maar dat komt slecht uit met de wind en de verder plannen.

Plannen aangaande Tahiti, Bahama's en Cuba. Daarover later meer.


zondag 17 maart 2013

We like to be in America

Het is gemakkelijk om van een Brits eiland naar een Amerikaans eiland te varen. Het gaat als volgt.  Je legt je boot aan een mooring in Sopers Hole (2 x $30,00). Je neemt een retour voor de ferry naar St Johns ($90,00) en betaalt de Departure Tax (2 x $5,00). Bij vertrek vul je een formulier in, je doet je broekriem af, je gaat door een detectiepoortje en stapt in de veerboot.  Je geniet van het tochtje, lekker in de wind en zon op het bovendek. Bij aankomst in Cruz Bay sta je een tijdje in de rij. Dan mag je bij een immigratie beambte komen. Afdrukken van al je vingers worden gescand en er wordt een foto van je gemaakt. Je tas gaat weer door een scanner en dan ben je in Amerika.

                                          de veerboot

En daar vieren ze St Patricks Day! We zien een enthousiaste parade. We krijgen ratels, een hoed, een T-shirt, bier en veel snoep. Bas en Marieke krijgen een levensgrote Leprechaun opblaaspop. Als ik bezwaar maak tegen een groep dames die zich  als schaars hebben verkleed, moet ik met ze op de foto. We eten daarna hamburger. Het is een feest.
                                          St Patricks Parade

We wandelen nog wat rond. Het is een leuk plaatsje. We willen een drijfvest voor mijn snorkelen, maar die zijn overal op. Dan kopen we maar een rode schuimrubberen slang. Met de ferry terug naar Tortola. Weer hetzelfde formulier invullen, weer de broekriem af en door een poortje. De mevrouw van de douane wil mijn rode slang confisqueren. Ik begrijp er niets van, maar het blijkt een grap te zijn. Ik heb er moeite mee dat grappig te vinden. Het ergste is, dat ik steeds die broekriem terug om moet doen en dat gaat zo lastig. Sta ik daar met afzakkende broek te worstelen met die kleine lusjes en die slappe riem.
                                          groen snoep voor de meisjes
                                       
De volgende dag uitklaren in Sopers Hole. Omdat het zondag is, dachten we “overtime” te moeten betalen. Maar het is een ferry dock en die werken 7 dagen in de week. Departure Tax is nu maar      $ 5,00. De afhandeling is de snelste die we hebben meegemaakt, binnen vijf minuten sta ik weer buiten. We zeilen voor de wind op de genua naar Cruz Bay  We waren door de Mare Liberum gewaarschuwd om niet bij de douanesteiger aan te leggen, dat kostte hen $ 22,00. We ankeren in de haven en nemen de dinghy. De beambte is erg behulpzaam bij het invullen van weer hetzelfde formulier (het zijn formulieren voor vrachtboten en passagiersschepen, dus “how many stow-aways do you have on board” mag je overslaan). Dit keer alleen de afdrukken van vier vingers en een foto. Hij vertelt ons ook, dat we niet hoeven uit te klaren als we naar Puerto Rico gaan. Dan naar het volgende loket om aanleggeld voor de dinghy te betalen ($ 4,80). Daar hadden we niet op gerekend. Tenslotte komt er een beambte, die ons vertelt, dat we voedselafval naar een speciaal depot moeten brengen. Ook verpakkingsmateriaal, dat met voedsel in aanraking is geweest moet daar worden verbrand. Lijkt ons logisch. Zullen we zeker doen.  Daarom mogen we doorlopen naar de deur waar EXIT op staat en zijn we nu echt met de boot in Amerika.
                                          toeschouwers van de Parade

Kan dat niet eenvoudiger? Direct met je boot komen en een visum vragen, kost je een stevige  boete ($300,00) voor het zonder visum het land binnenkomen. In Nederland moet je drie keer naar de ambassade in den Haag en kost een visum € 135,00 per persoon. Dit is de eenvoudigste manier.
                                          de twee mannen

In de supermarkt lopen we twee Amerikanen tegen het lijf, die met ons op de veerboot zaten. Twee dikke mannen, beide met een kleine gitaar. Aardige mensen. Ze willen morgen een bootje huren en komen dan misschien bij ons langs.

                                          de Annalena ligt rechts
We varen de hoek om naar Caneel Bay, waar de Mare Liberum nog ligt. Ze vertellen waar de wandelpaden zijn en wanneer je  de ruines van de Deense plantages kan bezichtigen. De moorings zijn van het National Park. Er is een drijvend ponton waar je $15,00 in een brievenbus moet doen. De brievenbus puilt uit, er kan niets meer bij. Misschien legen ze het morgen.

 

No blog today (9)


vrijdag 15 maart 2013

Rond Tortola


Zes maanden hier zeilen. Dan de boot in het orkaanseizoen in Curaçao op de wal. Zes maanden in Nederland. Dat lijkt ons ook wel wat. We zijn overgestoken naar Tortola. Buiten de haven van Road Town gaan we voor anker. Daar ligt een grote Nederlandse Rassy, de Waterman. Ze zijn in 2008 overgestoken en varen de winter hier en zijn zomers in Nederland.                                                                                            
De twee cruiseschepen achter ons zijn torenhoog, aan de andere kant is een containerhaven. Road Town doet zijn naam eer aan: veel brede volle autowegen met kantoorgebouwen en loodsen. Er is een kade met souvenirwinkeltjes voor de cruisgasten. Steeds dezelfde souvenirs voor dezelfde prijzen. Achter de autoweg is een winkelstraat met historische gebouwen. We kopen een masker van kalebas.
                                          onze verzameling maskers
 
Voor een gebouw staat een tent midden op straat met drie rijen klapstoelen en een podium met vier pluche stoelen. Een mooi geklede mevrouw vertelt ons, dat hier zo dadelijk een plaquette wordt onthuld. In het gebouw werd 70 jaar geleden de eerste secundary school van Tortola geopend. Kinderen die wilden doorleren moesten tot dan naar Anguilla of St Kitts (85 nMijl). Een belangrijk historisch feit. De premier zal ook aanwezig zijn. De zoon van de eerste directeur komt over uit de US. We wensen hen een mooie onthulling.
                                          Road Town

We verzonden de vorige blog vanuit Foxy, een grote strandtent. Als we terug op de boot komen, zijn ze op een Amerikaanse charterboot met harde muziek een feestje aan het bouwen. Je kunt elkaar buiten niet meer verstaan. Op ons verzoek gaan ze naar de wal. Een aantal Amerikanen ligt met meerdere boten aan één mooring. De jongen van de moorings zegt, dat ze dat niet moeten doen. Sommige Amerikanen gaan uit elkaar, maar naast ons blijven ze aan elkaar liggen, met knipperende disco-verlichting. Vanaf het voordek volg ik de pogingen van de jongen om de twee uit elkaar te krijgen. Hij dreigt met de politie, de Amerikanen geven niet toe. Ik hoop, dat de politie komt en ze opsluit. Maar de jongen komt nog een keer met een collega en daarna gebeurt er niks. Jammer. De muziek gaat weer op hard en ze roepen  af en toe: ”jee hee” of ” joe hoe”. Ook als ze in een rubberboot varen roepen ze “joehoe”.
                                          charterparty

Bas en Marieke ankeren met de Mare Liberum bij Road Town naast ons. Zij willen ook inkopen doen en dan verder naar Cooper Island. Ze zijn enthousiast over een baai vlak om de hoek: Brandewyn Bay. Dat wordt dus onze bestemming voor vandaag. Brandewyn komt van het Nederlandse woord brandewijn, dat moet ik de lezers toch even melden. De baai heeft een wit strand en we liggen er alleen. Een verschil met gisteren. Achter het strand loopt een autoweg, maar je hoort het nauwelijks. Alleen de trucks, die de heuvel opgaan. Ze hebben hier van die Amerikaanse trucks met zware motoren. ’s Avonds hoor ik vanaf het strand nog een keer “jee hee” roepen.
                                          achter het rif

We varen rond de oostpunt van Tortola. Doel is Cam Bay aan de oostkant van Great Camanoe, die is voor charterboten “off limits”. De opening in het rif is 20 m breed en 2 m diep, achter het rif is amper plaats voor vier boten. Er ligt een klein bootje, zonder giek en roer.  We liggen weer alleen. Alleen een schildpad duikt regelmatig op. Ik probeer hem te fotograferen, maar hij blijft tien minuten onder en is steeds zo weer weg.
                                         
                                       
En dan komt de laatste stop voor Lynn: Trellis Bay. De baai ligt aan het einde van het vliegveld, van waar ze vertrekt. Het is er vol, maar heel stil. Af en toe een klein vliegtuigje. Rondom wat restaurants en winkeltjes. De vertrekhal is vijf minuten van de steiger. Beroemd is de Full Moon Party, maar die is pas weer over twee weken.  
vuurkorven voor de Full Moon Party 
 
De wekker gaat om 05.15 uur. In het donker brengen we Lynn naar de steiger. Op het vliegveld gaat alles vlot. Om 07.30 uur stijgt ze op met bestemming Puerto Rico. Via New York naar Parijs, waar de sneeuw hopelijk is gesmolten.
 

Jerk roasted duck ten afscheid aan gele tafel
 
                                                                    Lynn stapt in
 
Lynn stijgt op, Rommy zwaait



maandag 11 maart 2013

Tot Jost Van Dyke


We gaan met Lynn een week tussen de British Virgin Islands op en neer varen, eindigend bij het vliegveld op Tortola.

Virgin Gorda
In het donker lijken de rotsen akelig dichtbij. De doorgang is misschien wel 400 m breed, maar het lijkt alsof je de rotsen kunt aanraken. Er is geen maan, veel wolken, af en toe wat regen. Rommy heeft de doorgang ten zuiden van Virgin Gorda met waypoints op de plotter gezet. Het vrachtschip Midnight Wolf  heeft ons ingehaald en vaart nu precies over de lijn die Rommy heeft uitgezet door de doorgang. Dus helemaal niets aan de hand. Maar als ik zeilend niet op de koerslijn kan blijven, de motor warm loopt en de zwarte rotsen steeds groter worden, krijg ik het benauwd (Rommy noemt dat paniek, ik noem het grotere bezorgdheid) en maak Rommy wakker. Met z’n tweeën passeren we de doorgang op een perfecte wijze. We gaan ankeren voor Spanish Town. Door de duisternis is het moeilijk een plek te vinden tussen de andere geankerde boten (sommigen onverlicht). We gaan liggen naast zo’n moderne zeilboot met een A-mast (zoals de nieuwe Green Peace boot). De volgende ochtend blijkt het een gebroken mast te zijn.



Lynn was de hele oversteek zeeziek en in deze baai is de deining zo sterk, dat het niet beter met haar gaat. Ik ga met Lynn inklaren en eten kopen. Dan vertrekken we naar een grote rondom beschutte baai aan de noordkant van Virgin Gordon: Drakes Anchorage. We zoeken een plek achter het rif onder Mosquito Island van Richard Branson. Tot onze verassing liggen daar de Flying Circus en de Karma van Graham en Joan uit Ierland. Ze kennen elkaar al lang en  varen een tijdje samen op.     Raoul is best tevreden met de derde race. Ze hadden weer een scherpe start en werden uiteindelijk zevende. Joe werd de ochtend na het eindfeest wakker in zijn rubberboot. We krijgen nog een paar mooie foto’s van de Regatta van Irma en ze drukt ook het ESTA formulier voor ons af. Dat hebben we nodig om de US binnen te komen.
 
 

We vertrekken vroeg naar de Baths, volgens velen het mooiste plekje om te snorkelen van de BVI’s. Een kaap van grote rotsblokken, waar je tussendoor kunt lopen en zwemmen. Er zijn  daar moorings, waar je een paar uur aan mag liggen. Lynn en Rommy gaan snorkelen en ik blijf aan boord om wat technische dingen te doen. Ze zien grote gekleurde vissen en een grote rog tussen de rotsen. Dan zie ik ze terugkomen: Rommy zwemt en trekt de dinghy aan een touw. Oh nee,  het motortje is net gemaakt en nu al weer stuk. Rommy is vanuit het water aan het schelden op het motortje. Ik zie al gauw, dat ze hebben vergeten de benzinekraan open te zetten. Ik ben daar nog een paar keer op terug gekomen.
 
 

Peters Island

De bodem bij Peters Island bestaat uit rots, stenen en zand. Rommy gaat met snorkel te water om een geschikte ankerplek te vinden. Na zes mislukte pogingen is de stemming aan boord en in het water negatief te noemen. “Je wijst steeds een andere plek aan”, “Jullie kunnen niet sturen”. We bevestigen een neuringlijn en gooien het anker maar ergens neer. Het blijft wel achter een steen zitten. Het is drie meter diep en helder, die krijgen we wel weer naar boven.
 
 

We waren eerst in een  baai bij Norman Island, één eilandje verder. De hele baai lag vol met moorings. We probeerden een ankerplek te vinden, maar alleen naast een lawaaiig bar-restaurant-piratenschip is een mogelijkheid. Een mooring kost $30 per nacht, er liggen er wel honderd. Daar wordt iemand vreselijk rijk.
 

De volgende dag blijven we onder Peters Island liggen. We gaan aan land, we snorkelen, we lezen,  ik verander de aansluiting van de accu’s. Het brood is beschimmeld, we bakken een  brood en gooien het oude overboord. Vissen met gele strepen en staarten eten het gretig op. Verder doen we niks.    

 

 Jost Van Dyke

We gaan vroeg weg om rustig te kunnen snorkelen bij Treasure Point op Norman Island. Je zwemt daar tussen de vissen en je kunt een paar grotten binnenzwemmen. Als we terug zijn komt er een toeristenboot  met 40 gasten, die met gele zwemvesten op een rij naar de grot zwemmen. Ik vraag de jongens van de boot of ze zinken, want iedereen springt overboord.  We grappen nog wat over en weer. Humor is altijd leuk.


Dan zeilen we langs Tortola naar Jost Van Dyke (genoemd naar een Nederlandse zeerover, die hier verbleef). We nemen de diepste baai bij de hoofdstad Great Harbour. Het zijn acht bar/restaurants, vier souvenirshops,  een minimarkt, een bakkerij, een kerkje en een politie/douane bureau. En de car wash. Op het hele eiland wonen 223 mensen. We wandelen de baai op en neer. Twee rasta’s van een souvenirshop met zelfgemaakte sieraden spelen Peel (scrabble zonder bord), we praten een tijdje over Amsterdam. Als we terug willen staat de dinghy vol water. Ik vraag een plastic bekertje bij het restaurant Foxy, maar de schipper van een Noorse catamaran, zegt dat ik de pomp uit zijn dinghy kan pakken. We varen droog terug. In de avond is het barbecue met  disc-jockey bij Sugar and Spice. We liggen er recht voor en kunnen de reggae goed horen.  
 
 

Rommy en Lynn hebben een mooie baai voor de volgende dag uitgezocht. Maar dan horen we, dat er in die baai veel deining is. In het noorden is het zwaar weer geweest, hier is dan daarna deining. We blijven nog een dag liggen. Met naast ons een groep catamarans met piratenvlaggen en mensen met petjes, die af en toe “ joehee” roepen, veel schreeuwen  en muziek hard hebben staan. Dat zijn Amerikanen. (Andere Amerikanen hebben mooie klassieke jachten en dragen linnen broeken en Panama hoeden. Ze lunchen met witte wijn en schreeuwen nooit).                      

.