dinsdag 25 april 2017

Mayaguana



Met laag water lopen we toch vast, stappen uit en slepen de dinghy tussen ons mee. Als het water tot boven de knieen komt stappen we weer in, herstarten de motor en varen verder. De dinghy geul naar de kade van Abrahams Bay is aangegeven met twee palen met een vierkant rood bord (IALA-B: rood rechts bij het binnen varen, red-right-return). We slepen de dinghy ver het strandje naast de kade op, het is laag laagwater. Er staat een oude verrroeste bus zwarte rook uit te stoten. De chaufeur biedt aan ons naar Customs and Immigration brengen, maar we willen na 4 dagen boot weer even lopen. Zelfs in deze hitte. Hij vertrekt om de schoolkinderen op te halen. Het is dus de schoolbus.

Vier jaar geleden botste een vliegtuigje met schoolkinderen op een generatorwagen, die naast de startbaan stond. De tank in de vleugel scheurde, er onstond brand en alle kinderen kwamen om. Wij waren hier kort nadat het gebeurde.

We lopen de weg naar het dorp af. Een kruising, een basketbalveldje, een kerk, een overdekte bank. In alle vier richtingen staan een handjevol huizen. Dit is het grootste van de drie dorpen. Op de stoep van het blauwe gebouwtje van de Sociale Dienst is er WIFI en Rommy checkt haar mail en meldt de familie, dat we op Mayaguana zijn.


Uit de deur van de nieuwe bar komt Skully naar buiten. Hij hielp mij vier jaar geleden met het inklaren. Skully doet de service voor de jachten. Hij herkent mij en we gaan binnen een biertje drinken. Er staan drie grote koelkasten met glazen deuren, daar pak je biertje uit. Bahama bier of het onvermijdelijke Heineken. Andere mannen in de bar begroeten ons, zeggen hun naam en geven een hand. Rommy wordt begroet met Hello Sister. Skully vertelt het verhaal van het jacht op de klippen. Het ligt er drie weken en is waarschijnlijk niet te bergen. Een Amerikaan had het jacht net gekocht en voer single handed. Met de stuurautomaat aan ging hij even liggen. BENG. Een stuurautomaat blijft keurig de koers of destination varen, ook als je opzij wordt gezet. Blijkbaar geen plotter, want dan zie je zo dat je op een eiland af vaart.


De Cruising Permit, die we hebben gehaald kost $300, de Bahama simkaart $60, nu zijn we wat krap bij kas en er is geen ATM. We hebben nog genoeg om in Lorraine’s Variety and Food Store wat vlees en groente te kopen. De winkel is een donkere schuur met een zware houten stelling in het midden, een vrieskist en een toonbank aan de ene kant, wandplanken aan de andere kant. Hier en daar staan wat blikjes. De wekelijkse mailboot is omgekeerd vanwege motorproblemen, dus er is geen groente. We kopen een rol bevroren beef. We beginnen over het vliegtuigongeluk. Op de toonbank waar we zojuist de beef afrekenden legt Lorraine met balpennen en dingen de startbaan uit. De startbaan werd gerenoveerd, daarom stond er een generatorwagen voor de baanverlichting. Te dicht op de startbaan. Lorraine stond aan de andere kant en zag het toestel met de vleugel de wagen raken. Het vliegtuig draaide door de klap en botste op een ander voertuig. Het stond al in lichterlaaie. Lorraine rende naar de blusapparaten, maar het had geen zin. They were dead allready. Huilend verschuift hij de balpennen en dingen. Onder de indruk verlaten we de Variety and Food Store.
Verhaal: Vier jaar geleden lag hier een Amerikaans jachtje waar Skully op paste. Hij komt aan boord om alles te controleren. Op de kajuittafel liggen getekende eigendomspapieren op naam van Skully. En een brief van de Amerikaan. Hij zou binnenkort sterven en schonk de boot aan Skully. Skully heeft de boot inmiddels verkocht. So, now you are a rich man? Nee, hij heeft drie studerende dochters.

We doen nog wat klussen: nieuwe lijn op de ankerhaak, olie verversen, nieuwe slang en pakking op de waterpomp en waterlijn schoonmaken. We liggen op 1.20 m bij laagwater, dus we kunnen gewoon rond de boot lopen. Verder op internet cadeautjes voor Rommy besteld, die Lynn kan meenemen. In de nacht trekt een heftig onweer over. De zee licht blauw op bij elke bliksem.


Tegen het eind van de middag gaan we nog een keer aan wal. Bij de kade spreken we de Fransman en zijn zoon, die we gisteren hebben ontmoet in Eddy’s Place. Ze zijn ontredderd. Getroffen door een bliksem, alle apparatuur uitgeschakeld. We lopen een rondje door het dorp. Het politiebureau en de kliniek, waar er gewerkt wordt aan een uitbreiding. Een blikje Bahama bier uit de grote koelkast van Eddy’s Place doet ons daarna goed. We drinken het buiten in de schaduw en de wind op. Er zit een man met cementstof op zijn armen. Hij komt van Nassau en werkt aan de uitbreiding van de kliniek. We wisselen uit over onze levens, onze kinderen, over muziek en over Jezus. Het gaat om the love of life, daar zijn we het met elkaar over eens. We nemen afscheid. Goodbuy Daughter,  zegt hij tegen Rommy.

Morgen op tijd vertrekken naar Acklins. 50 nMijl, 9 knopen oostenwind.

maandag 24 april 2017

Big Ambergris Cay


In 1,1 meter helderblauw water, achter twee parallel in zee stekende dammen liggen we rustig voor anker met 17 knopen wind voor de windgenerator. Tussen de riffen door probeerden we eerst Fish Cay als ankerplaats, maar de golven achter dat eiland waren te hoog. De poging om noordwaarts te gaan naar de beschutte baai van South Caicos gaven we snel op. Tegen wind en golven in maakten we nog geen 3 knopen. Drie uur stampen. Maar er was een derde mogelijkheid. Big Ambergis Cay, een eiland 4 mijl naar het Zuiden. Het eiland is gekocht door een ontwikkelingsmaatschappij. Het heeft een airstrip en er staan vakantievilla’s, een hotel, een huttendorp en een powerplant. De twee dammen zijn het kanaal naar een aanlegplaats voor boten. Door de verrekijker zien we geen menselijke activiteit, het resort is nog niet in bedrijf.



Het vorige bericht posten we in Salt Cay vanaf het terras bij het restaurant van Debby een oudere Amerikaanse dame. We treffen nog meer oudere Amerikaanse dames, die we tijdens onze wandeling al hebben gesproken. Ze reden in electrische golfkarretjes. Meer dames en ook heren arriveren. Er is een etentje ter gelegenheid van het vertrek van een stel. Zo langzamerhand vertrekken de Amerikanen, het wordt te heet en er is kans op hurricanes. We kennen met deze 12 Amerikanen al 10 %van de bevolking. Overdag hebben ook nog een tiental autochtonen gesproken, dat is samen 20 % van de bevolking van Salt Cay.
De Amerikanen komen lichtbeschonken binnen. Of ze hebben voorgedronken vanwege de hoge prijzen ($7,00 voor een Corona) of ze zijn altijd om 19 uur teut. Maar ze zijn erg onderhoudend en we maken ons met moeite los uit de gesprekken. Het is te duur om te blijven plakken.


Vroeg in de ochtend vertrekken we van Ambergis. Het oversteken van de Caicos Bank dient met zonlicht in de rug te gebeuren en een vaart van 6 knopen is nodig om met goed licht de overkant te halen. Urenlang geeft de dieptemeter 2.60 m aan, maar je moet voortdurend uitkijken voor de riffen. Anders ben je het volgende wrak.
We verlaten de bank om 17.30 uur en leggen ons achter West Caicos vast aan een boei van de duikersboten. Een hele dag opletten en sturen is wel anders dan dommelen met de stuurautomaat. Het is een vermaarde duikplek, de bodem gaat steil van 10 meter naar 200 meter. West Caicos is hetzelfde verhaal als Ambergis: Ritz Carlton bouwde er een groot hotel, een jachthaven en een powerplant. Maar de bouw is 6 jaar geleden gestaakt. Het hotel staat er als een skelet, de haven is verzand.
Weer vroeg op, een frisse duik, ontbijten en losmaken van de mooring. Het is 50 nMijl naar Mayaguana, het eerste eiland van de Bahama’s. 20 knopen wind recht van achteren, geen probleem. Mayaguana is een heel groot eiland waar maar 400 mensen wonen. De Amerikanen hadden er een rakketbasis. Geen mooi eiland, maar het ligt precies halverwege Caicos en Atkins. We hebben besloten het eens te bekijken. Voor de kust ligt een 3 mijl lang rif, daarachter kan je ankeren. In de westhoek is een smalle ingang met een haakse bocht. Met 22 knopen wind op de kont gaan we dat niet doen. We nemen de ingang aan de oostkant, die is breder. Als we de baai binnenvaren regent het. De bodem is gelukkig nog te zien. We ankeren achter het rif. Op het rif ligt een jacht op zijn kant, de zeilen klapperen nog. Akelig om te zien.

donderdag 20 april 2017

Parguera – Big Sand Cay – Salt Cay


Van de vorige keer herinneren we ons het mangrovengebied bij Parguera. Door een opening in het rif naar binnen, eerst een gebied met mangroven-eilandjes en koraalriffen, dan voor de kust een ondiepe geul in de mangroven. Daar lagen we de vorige keer mooi voor het terras van een hotel. Heerlijk rustig. Maar....HET IS PASEN...voor elk eilandje liggen tientallen motorboten. Jet-ski’s en snelle motorboten scheuren tussen de eilandjes door. Met harde muziek. In de geul is een snelheidsbeperking, maar geen geluidsbeperking. Op het land staat een veelbelovend podium met speakers. Puertoricanen houden van speakers (een boerderij aan een wandelpad had een stellage onder een zeildoek: speakers gericht op het dorp beneden). We varen voorzichtig verder door de geul, weg van het lawaai. De dieptemeter geeft een keer 0.8 meter aan. Kan net. We ankeren tussen de mangroven bij een doorgang naar buiten. Het water is helemaal stil en de vogels blijven de hele nacht kwetteren. En de muggen blijven de hele nacht steken.


De overtocht naar Big Sand Cay gaat door de Mona passage. Met zwakke halve wind, motor bij. Aan de noordkant wel hoge golven. De wind gaat naar 6 Bft en draait naar het Oosten. Bakstagwind. Als het donker wordt neemt de wind toe tot 7 Bft en de golven zijn 4-6 meter hoog. We moeten een aantal banken vermijden en willen ook bij de Dominicaanse Republiek vandaan blijven. De stuurautomaat loeft teveel op bij windvlagen. Daardoor komen we te dicht bij een bank. We gijpen en varen halfwinds terug naar de geplande route. Het is een zware nacht, we slapen elk 2 keer 2 uur. Bij het zonlicht krijgen we de stuurautomaat onder controle en gaan op de Turks and Caicos af.



Onze ETA voor Big Sand Cay was 0.30 uur. Zou spannend worden om midden in de nacht met harde wind te ankeren. Maar Big Sand Cay staat bekend om het enige werkende navigatielicht van de T & C.                 

Door de toegenomen wind gingen we zo hard, dat we om 17.30 uur aankomen. Het navigatielicht op het eilandje heeft het overigens begeven. Het eilandje is 2 km lang. Omgeven door koraalriffen. Aan de oostkant is een bevaarbare baai achter een  duinenrij met een wit strand. We ankeren op 5 meter in rustig lichtblauw water. De wind blijft in de nacht stevig door het want waaien, de windgenerator vult de accu’s tot de rand.

De Turks en Caicos is afgelegen. Op sommige eilanden vind je een steiger en hutten in Polynesische stijl, overblijfselen van een survival tv-programma. Een paradijs voor duikers. Vergeet Bonaire, hier zijn eindeloze koraalriffen. Ook veel wrakken tengevolge van de gebrekkige kaarten en de niet-werkende lichten. Op veel stukken kan je alleen varen met de zon in je rug. Eye-ball navigatie. Je ziet tot 10 meter diep, dus geen probleem, alleen moet je soms even zoeken naar een doorgang.


Met deze wind loopt er een behoorlijke swell langs Big Sand, te riskant om met de dinghy aan wal te gaan. Jammer. We gaan naar Salt Cay, 8,5 nM naar het Noorden. Daar is een haventje waar je met de dinghy kan landen. We zien de Oosterschelde richting Big Sand Cay gaan.

Op Salt Cay lagen we vier jaar geleden met een kapotte motor. We werden door Boo van Boo’s Garage en de man van de duikschool geholpen. Alles is hetzelfde gebleven. Alleen Boo is elke dag om 12 uur al dronken. Stagelee, de plaatselijke zwerver herkent ons nog. Het hele eiland lopen we rond. Langs de weg langs de zoutpannen. Met de school, twee kerken, het bestuurshuis en een groot wit huis met een stenen Bermudadak. We lopen over de donkeytrail aan de oostkant, mooie langunes, stranden, kreekjes en mangroven bossen. Af en toe zie je een kano liggen en de ezels staan midden op de weg. De ezels moesten vroeger het zout sjouwen, nu zijn ze vrij. We eindigen in de Coral Creek Bar, de enige bar in town, drinken een Corona en bestellen ons diner voor vanavond. Uiteraard verse vis.

In de bar zit Jim, achter achter kleinzoon van John Harriet, die het grote witte huis bouwde. De Harriets kwamen over uit Bermuda en waren groot in de zoutexport. Bij het huis waren pakhuizen en een haventje voor de kleine zeilboten, die de zakken met zout naar de grote zeilboten brachten. Hij vraagt ons mee te gaan voor een rondleiding door het huis. Ja graag. Hij vertelt over de zoutwinning in de pannen, over de bloeitijd van het eiland, over de voortdurende hurricanes, over Engels bewind, over Jamaicaans bewind, over de school en de kerken. Het huis is heel mooi oud, een soort Reestein in de tropen. Dikke muren, grote ruimtes, bedstedes en foto’s van de voorouders. Zo hebben we alles gezien van Salt Cay en alles gehoord over Salt Cay.



Morgen willen we naar de Caicos Bank varen. We ankeren eerst aan de oostkant bij Fish Cay en steken dan de 0 tot 6 meter diepe bank over. Rommy voorop om ons bij de 0 meter vandaan te houden. De gids geeft een kleurenschema: lichtblauw is diep, lichtgroen wat minder en zwart is koraalrif of waterplanten. Altijd omzeilen we zwart.


dinsdag 18 april 2017

Big Sand Cay

Om 17.00 aangekomen op mBig Sand Cay. Onbewoond, 2km lang, zand. In de nacht tot 30 Knts wind en 4 meter hoge golven. Nu zonder golven achter eiland. Morgen uitrusten en eiland verkennen. R & G

----------
radio email processed by SailMail
for information see: http://www.sailmail.com

zaterdag 15 april 2017

Puerto Rico


Wat een mooi land, wat een aardige mensen. We liggen weer voor anker in de baai van Salinas. Van de vorige keer noemen we het altijd de baai met de zeekoeien. Nou, de zeekoeien hebben geleerd nog langer hun adem in te houden, want ik heb er geen zien opduiken. Een kwartier zitten staren naar een hoek van de baai bij de mangroven. Niks gezien. Wel op zaterdagavond de Puertoricanen, terug van een dagje buiten. Boten vol met speakers. Domme salsamuziek. Als ze langs varen kun je elkaar niet verstaan. Ze kijken: heb je me gezien?  Ja ik heb je gezien, maar wat?


Onderweg naar Salinas maken we foto’s van de Franse boot Tanga, als ze ons onder spinaker passeren. Gaby en Mario, Gaby uit Marseille en Mario uit Galgery. Gaby is Zuid Amerika rond geweest en ook Cuba. Onder het genot van hun rumpunch met tonic vertelt hij van zijn avonturen.
Wij vertrekken de volgende dag naar Ponce, een mooie stad 20 mijl verderop. Met de gennaker voor de wind. Mooie tocht. We ankeren voor de Lonely Planet, een Nederlandse Etap. Wim en Lineke komen zwemmend over en we drinken en praten wat. Wim vaart hier al 6 jaar, heeft 3 jaar in Guatemala gelegen en is ook de Amerikaanse Oostkust op en neer geweest.


Ankeren in baaien met andere schepen is niet eenvoudig. Hier in Ponce is het ongeveer 10 meter diep, dus je gooit 30 meter ketting uit. Je zoekt een plek om het anker uit te gooien, niet op grasbodem maar op zand en schat in wat er gebeurt als de wind en stroom draaien. Sommige lichte schepen draaien op de wind, zware schepen draaien meer op de stroom. En dan liggen er verschillende schepen aan een mooring. Die hebben een kortere draaicirkel. Daar moet je voorlangs draaien.
Zo ankeren we op keurige afstand van de Lonely Planet en 3 andere schepen, allen aan een mooring. Dan komt er een bui. De wind draait 180 graden en wakkert aan. Heftige regen. De draaicirkel van de mooringboten is helemaal niet kort. Voor we het weten liggen we op een meter van de Etap. In het donker lichten we het anker en zoeken een open ruimte. Daar moeten nog 3 keer opnieuw ankeren totdat we vastliggen. We zijn doorweekt. En dat dus met de Seatiger 555, met de hand. Valt me niet mee, zo vlak na het eten. Ja, jij wou een handlier, zegt Rommy. Is wel waar.
We lopen de volgende dag naar Ponce, 3,5 km. We dolen eindeloos door containerhavens en woonwijken, maken praatjes met bewoners, passeren mooie graffety, vinden een bootbeeld ter ere van Kenedy, zien een dode lenguaan, zitten in een parkje met alleen maar bankjes en na 2 ½ uur zijn we in het centrum van Ponce. En dat is een erg mooi centrum: art deco gebouwen in felle kleuren, een prachtige fontein en grote souvenierwinkels. We kopen 3 maskertjes voor aan de wand in de boot.


Auto huren en dan de bergen in. De smalle weg slingert omhoog naar het regenwoud. De bamboebomen buigen over de weg. Lianen hangen boven de weg. Palmen, varens, bomen met bloemen. Het is schitterend. We zoeken de Cueva Ventana, de venstergrot. Op de plek, die googlemaps aanwijst is een benzinestation.We rijden door, vinden niks, keren en zien achter het benzinestation een weggetje omhoog. Daar is de grot.
De vorige grot die we zagen (we zien nogal wat grotten) was op Barbados. Met een electrisch treintje reden over een uitgehakte asafaltbaan. De gids zat op de voorste wagen en las van een scherm haar tekst. Met een afstandsbediening schakelde ze bij elke grot de effectvolle kleurenverlichting aan. Hier kregen we een helm en een zaklantaren. De zaklantaren mocht je niet omhoog richten, slecht voor de vleermuizen. Eerst steil naar beneden klauteren over modderige stenen. Soms was er een houten leuning met kakkerlakken. Boven ons hoofd fladderende vleermuizen. En er was een slang, Mathilde, maar die vertoonde zich niet. Er waren twee grotten. De tweede met het grote venster. Uitzicht op het dal en de rivier beneden. Het was super. Low Tech. High Satisfaction.
Volgende dag naar San Juan. We willen eerst naar een grote watersportzaak. Op het adres is alleen een buitenboordmotoren zaak. Ik vraag de man, die naar buiten komt naar West Marine. Hij denkt na....te ingewikkeld om uit te leggen: Follow me. We rijden een kwartier achter hem aan en dan zijn we er. Gracias, bon dia...


We bezoeken het fort Castillo San Felipe del Morro. Een groot fort van vijf verdiepingen met een wirwar van doorgangen, tunnels en trappen. Van buiten niet te zien hoe het fort in elkaar zit. Onneembaar.

We wandelen in de oude stad, paleizen, grote huizen in felle kleuren, pleinen met fonteinen, kunstgalerieen, brede trappen, imponerende bankgebouwen en overal stalletjes met eten en drinken. We kopen nog een gekleurd duivel maskertje. Toeristisch, maar toch mooi.


Op Goede Vrijdag is alles dicht. Ook het Museo de Arte. Ook de hardwarestore. Jammer. Customs and Border Protection is wel open. Het is gehuisvest in een pand uit 1445. Weer het zelfde Clearence formulier invullen. Nu kunnen we morgen vertrekken naar de Bahamas.
We rijden naar het regenwoud om te wandelen, maar vinden de trail niet. Dan terug naar de Dry Forest. Daar wandelen in de zengende hitte. We keren al gauw om. Bij het havenstadje Guanica lopen we nog een stuk door de mangroven. Midden in het mangrovenbos zit een oude man voor een hutje. Zeven hondjes aan kettingen blaffen fel, maar zijn toch wel aan te halen. Eén van de vele poezen heeft jongen. Hij laat ze ons zien. En ook grote bakken vol met kreeften. Dat is zijn werk: kreeften vangen. We lopen terug een nemen het welverdiende pilsje. Met Hollandse kaasballetjes en stukjes vis. Het ziet er uit als kibbeling, maar de vis is veel lekkerder.


Plan is om nog in een baai aan de westkant van Ouerto Rico te overnachten. Dan naar Big Sand Cay op de Turks and Caicos oversteken. En via Crooked Island (spreek uit: kroeked ailand) naar Long Island. Lynn komt daar 3 mei aan.





vrijdag 7 april 2017

Vieques


Ik neem afscheid van de vier oude mannen met een biertje aan de toonbank van de winkel van Stevie. We hebben het gehad over BSAs, Triumphs, Nortons en Royal Enfields. Toen Wilson in de seventies de pound devalueerde werden Engelse motoren zeer betaalbaar. Lekkende bakken met Engels schroefdraad, dat je nergens kon krijgen. We hadden er allemaal één gehad. Ik een Norton 5oo cc ééncylinder. Dat maakte indruk.


We steken voor de wind over naar Vieques. Een klein eilandje voor de kust van Puerto Rico. Bij aankomst melden we ons door de telefoon bij Immigration and Border Protection. We hebben inmiddels Amerikaanse telefoons. Hebt een cruising permit? Nee? Gaan halen op het vliegveld aan de andere kant van het eiland. Alle beambten zijn heel behulpzaam, maar het kost veel tijd. In St Croix deed ik ook al een uur over het uitklaren. Wel een groot deel van Vieques gezien, want veel wegen zijn er verder niet.


We nemen een publico, dat zijn grote bestelbussen met ramen. In St Croix nemen we de one-dollar-bus. De one-dollar-bus is voor arme mensen en toeristen (je krijgt geen kaartje, je stopt een biljet in een gleuf). De bus zit steeds vol met Denen die hier het centennial feest komen meemaken. We kennen er ondertussen een paar. Er is een hele lieve vrouw van 79, die moeilijk loopt. Ik help haar steeds in en uit de bus. De andere Denen doen dat niet. Een raar gezicht: de Denen, die ernstig voor zich uit zitten te kijken en de autochtonen, die door de hele bus heen lol maken en ruzie maken. Die de hele bus goodmorning wensen als ze instappen en die je met z’n allen vertellen waar je uit moet stappen voor de AT&T (telefoonwinkel).


Terug naar de AT&T. Rommy kan niet internationaal bellen en geen hotspot maken. En daar ging het om. De jongens en meisjes bij de AT&T zijn laid back, ze hangen aan de tafel, appen wat met vrienden en goochelen razendsnel met je telefoon. De manager is even relaxed. Hij zegt wat, ze doen het. Slaperig hangend. We hebben het verkeerde abonnement. Rommy wordt assertief. Ze blijven relaxed. De manager besluit het abonnement te veranderen. Alles opgelost. Of Nederland mooie beaches heeft, willen ze weten. Eén lang recht strand langs het hele land. Dat lijkt van hieruit erg saai.
Vieques: de helft van het eiland was schietterrein van het Amerikaanse leger. De andere helft was natuurpark en woongebied. De Amerikanen gingen weg, toen een eilandbewoner per ongeluk werd beschoten. Het schietgebied is nu afgesloten vanwege de onontplofte granaten. Je kan wel ankeren in de baaien. Het is dus nogal rustig hier. Je duikt wat, je vist wat en je drinkt Corona’s.

De reisgids zegt: de Oostelijke helft ziet er precies zo uit als Columbus het heeft gezien, behalve die ene commando toren boven op een heuvel. Geen wegen, geen huizen, geen verlichting.
En wat doen we in deze mooie omgeving? De belastingaangifte 2016... Aftrekposten bij de verkoop van een huis: royementskosten, kadestrale inschrijfkosten en dagrente. Het is samen  € 276,28, maar dat mag je naar boven afronden. Met Rommy’s hotspot hebben we alle informatie bij 33 graden op de computer.

We gaan nu naar Puerto Rico en na een week steken we over naar de Bahama’s. We gaan met een boog om de Dominicaanse Republiek en Haiti. Alleen maar verhalen over berovingen, omkoping en slechte diesel. Op Long Island (ongeveer het tweede eiland van de Bahama’s) komt Lynn aan boord. We gaan met haar de Bahama’s door tot Nassau. Daar vliegt Lynn weer terug naar de kou. Hoewel: het is zondag 20 graden in Nederland. Mooi voor jullie. Als Feyenoord wint van de boeren in Zwolle, zal het een mooie dag zijn.
Na Nassau oversteken naar Amerika. Maar wil je daar wel zijn met die president? Brian en Nancy van de Afreeka slaan de USA over. In de dertiger jaren was er in Duitsland ook een racistische gek aan het bewind. Toch ging men er heen: de gewone Duitsers waren aardige mensen en het zou zo’n vaart wel niet lopen. Maar dan zijn we in Nassau en het orkaanseizoen komt er aan. We moeten wel, redeneren we heel opportunistisch. Hopelijk struikelt Trump voordat we er zijn. De nieuwszenders hier brengen onafgebroken negatieve berichten over hem. De meeste Amerikanen zijn echt heel aardig, maar ze hebben het wel laten gebeuren dat hij president is geworden.
We zijn sinds St Croix eigenlijk al in de USA. We hebben onze vingerafdrukken en alle details al bij Immigration and Border Protection afgegeven. Sinds vandaag varen we met Cruising Permit. Blijkt weinig tegenzin uit.








zondag 2 april 2017

St Croix



Om acht uur ’s morgens (in Nederland is het al 14 uur) varen we langs de koraalriffen die voor Christiansted liggen. Voor de stad ligt het vol met lokale boten, een halve mijl oostelijk bij de marina liggen de trekkers. Vijf Amerikanen, een Canadees, een Engelsman en een Duitser. Bij het dinghydock in de marina praten we het Canadese stel uit Toronto. Ze zijn hier goed bekend en ze informeren ons over de winkels en het vervoer. Verder praten we over Trump, Wilders, van Gogh en Fortuijn (het gaat nooit over Rutte of Pechtold). Ze hebben vorig zomerseizoen op Grenada gelegen. Rondgehangen en veel kranten kunnen lezen. We krijgen later een digitale gids van de Intra Coastal Waterway van ze.


In de marina ligt één boot aan de landvasten te rukken, het is een verlopen boel. Wel een goede Marine Store, waar we slangen kopen om de wc te refitten. De Canadesen nemen ons mee naar een Marine Store verderop. Bij de ingang een swap boekenkast (gratis halen en brengen) en dan HAYDN... Symfonie no 7 vult de winkel. Achter de toonbank staat Steve. Haydn vind hij mooi en als het rustg is pakt hij zijn gitaar en speelt zijn eigen songs. Er staat een koelkast met bier en fris: Remember what you took and pay me when you leave St Croix. Hij laat ons zijn  achtertuin (backyard) zien: kassen met rucola, neem maar zo veel je wil. Dit is de beste Marine Store van de Cariben.


Steve’s vrouw komt binnen: is het al zo laat? Time goes faster when you get older, zeg ik. Yeah, and then you are dead before you know, antwoordt ze laconiek.

St Croix was dus Deens en vandaag wordt gevierd, dat St Thomas en St Croix 100 jaar geleden zijn overgedragen (verkocht) aan de Verenigde Staten. Op het gras bij het fort staat een tent waar genodigden luisteren naar toespraken van zeer belangrijke mensen. Dat ze belangrijk zijn, blijkt uit de aanwezigheid van vierkante bodyguards met oortjes, die door spiegelende zonnebrillen het publiek in staren. Net als in de film. En ’s avonds hebben we prachtig uitzicht op het vuurwerk. Een echt Caribisch vuurwerk, alles wordt door elkaar de lucht in geschoten. Wij missen een beetje de opbouw.


Tegen Happy Hour gaan we naar de bar op het terrein van de Marina. Daar drinken we wat met Paula en Scott, zij was divorce attourney, hij was homicide detective (zulke woorden moet je niet vertalen). Ze was ook ski-instructeur en ze vertelt een lang verhaal over haar goudkleurige curve-ski’s. En het ging, zoals steeds over die idioot in het Witte Huis. Ze heeft een beetje teveel gedronken. Scott ook, maar he can hold his liquor. We praten nog met een ander Amerikaans stel, dat graag naar Europa wil. Hij ziet op tegen het aanleggen in marina’s. We doen ons best ze een goede induk van Europa te geven. Dit soort sailors bars zijn belangrijk voor de vaartips.

Bij het verlaten van de bar begint een Amerikaan, die hier woont, een verhaal over de Worldseries en een begrafenis. Ik zeg tegen Scott, dat ik het niet kan volgen. Ik ook niet zegt hij, terwijl hij vriendelijk blijft luisteren. Twintig jaar verhoor ervaring.

Op zondagmorgen, het is al heet, maken we een wandeling door Christiansted. De waterfront is gerestaureerd en in de straten erachter zijn mooie gebouwen en pleinen. De deur van een gesloten restaurant hangt vol foto’s en krantenknipsels met Obama. We staan het te bekijken, als een oude vrouw het restaurant binnen gaat. Ze vraagt of we Obama goed vinden. Naar waarheid spreken we onze bewondering uit. He was send from God, zegt ze. En dan gaat het weer over die fool, die hem opvolgde. Ze heet Sarah, ze kwam 20 jaar geleden uit Montserrat en het is haar restaurant. Ze neemt ons mee naar binnen. De wanden zijn vol met foto’s. Van de vulkaanuitbarsting op Montserrat. Van Duncan de beroemde basketball speler, die haar buurman was. Van haar zoon, die een vliegtuigongeluk had en nu niet goed meer bij zijn hoofd is. Life is hard, zucht ze. Van haar andere zoon en dochter. Ze geeft ons zelfgemaakte passievruchtsap met ijs. Bij het afscheid drukt ze ons op het hart, op te passen voor misdadige figuren. Ze gaat het restaurant schoonmaken, daar kwam ze voor. God bless you. Thank you Sarah.


We besluiten de wandeling met een rondgang door het Fort. We krijgen een beschrijving mee van de Park Ranger bij de toegang. In het Deens. Je wordt overal voor aangezien als je blauwe ogen hebt.

We zien de uitslag van de Klassieker. Life is hard.




Saba



Saba is steil. Op de toppen en bergruggen staan huizen. Op een onmogelijke manier heeft men wegen tegen de bergwanden weten te plakken. Op een hoek is een vlak stukje tussen een heuvel en de zee. Daar heeft men een vliegveld aangelegd. Het schijnt als landen op een vliegdekschip te zijn.


We liggen in Ladder Bay, twintig minuten in de dinghy van het haventje van Fort Bay. Voor 1940 was het haventje er niet en was de Ladder de enige manier om op het eiland te komen. De Ladder is een heel steile trap, uitgehakt in de rotsen. Het kost erg veel inspanning en tijd om boven te geraken. Toch schijnt er ooit een piano en een bisschop naar boven te zijn gedragen. Halverwege staat een wit douane kantoortje.

Ik doe de tocht naar de Douane, Immigration en Haven Autoriteit in Fort Bay. Douane is even weg, maar de agent van de Koninklijke Mareschaussee maakt voor hen kopiën van mijn documenten. Hij moet van zijn baas zijn pistool inleveren en bureauwerk doen. Hem best. Om te oefenen moet je naar Aruba en dat komt er dus niet van. Ook zijn pepperspray moet hij inleveren. Ook niet kunnen oefenen. In Rotterdam Rijnmond is het hetzelfde, verzeker ik hem. Een lekker politiegesprek. Zeuren over de organisatie.

Er zijn twee dorpjes The Bottom en Windwardside. Er tussen liep een bergpad. Er kwamen ingenieurs uit Delft en die zeiden dat het overal te steil was om een weg aan te leggen. Een inwoner deed een schriftelijke cursus wegenbouw en men bouwde een weg tussen de dorpen. Ook het vliegveld kon niet volgens Delft. Een bijzonder volkje. 1500 inwoners, afstammend van Nederlanders, Ieren, Schotten, Engelsen en Afrikaanse slaven. Opgewekte mensen in schilderachtige huizen. Met schone straten. Nergens geen pepperspray nodig.


De swell uit het Noorden doet de boot stampen en rollen. We slapen erg slecht. Daarom zien we af van een tweede nacht en doen Saba in een dag. Een natte tocht in de dinghy naar de haven. Bij de jongens van het natuurpark (Jesse en Jelle) nog even gekeken naar de swell van komende nacht. Wordt niet minder. Met de taxi van Perry gaan we door beide dorpen naar het vliegveld om een hysterische Amerikaanse vrouw naar haar vliegtuig te brengen. Ze had haar huissleutel op de duikersboot laten liggen en haar telefoon thuis. Ze haalt haar vliegtuig en wij hebben ondertussen het eiland gezien. Perry zet ons af in het bovenste dorp: Windwardside. Alle huizen zijn wit met een rood dak en groene luiken. Een welstandscommissie met zeer veel invloed. Bij de Nederlandse bakker drinken we koffie en kopen een meergranenvolkorenbrood. We nemen het oude bergpad naar The Bottom. Eerst 200 m door het regenwoud omhoog, daarna afdalen. Dit is een prachtig wandeleiland. En duikeiland. En verder niks. Van The Bottom nemen we dan ook maar de betonnen autoweg naar de haven beneden, goed voor de conditie. Elke pas remmen op de hamstrings.



We tuffen met veel overslaand water terug naar Ladder Bay en nemen daar nog een foto van het mooie Nederlandse jacht van dertig miljoen, dat op de rotsen ligt. Vlakbij de Ladder. Met de hevige swell is de mooringlijn onder het schip langs gegaan en bij de schroef doorgeschavield. De eigenaar is één van de rijkste Nederlanders vertelden ze ons. Zijn naam wisten ze niet.


De Annalena ligt zwaar te rollen, van 45 graden naar 45 graden. We hijsen de buitenboordmotor en de dinghy met moeite binnenboord en vertrekken naar St Croix, spreek uit kroj. Niet na genoten te hebben van een dubbele volkorenmeergranenboterham met Goudse kaas. We laten het tweede rif zitten en de Windpilot brengt ons heerlijk rustig met 5 knopen naar St Croix. Langs de olietankers, die bij de grote olieopslag aan de Noordkant voor anker liggen. Een nacht doorvaren. Als het donker is hebben we nog even het licht boven op de berg van Saba recht achter. Daarna de verlichte hemel boven  St Croix en het licht van St Thomas en St Johns aan stuurboord. Geen apparatuur nodig. Columbus zei ook, dat hij een licht zag. Een dag voor de uitkijk land zag. Het kon niet zo zijn, dat een matroos het nieuwe land als eerste zag.


We zullen bij zonsopgang bij St Croix aankomen. De baai van Christiansted ligt achter veel riffen, daar is daglicht voor nodig.