zaterdag 29 juni 2019

Livingston, port of entry



Livingston ligt aan de monding van de Rio Dulce, het is onze Port of Entry voor Guatemala.Zondags om 7 uur ’s morgens gaan we bij HW over de zandbank voor de monding. Het wordt niet minder dan 1,4 meter, voor ons geen probleem. Het is druk met bootjes die mensen naar de stad brengen, het is verkiezingsdag. De agent Raoul Feliz beantwoordt onze oproep niet, de Capitania evenmin. Om 10 uur gaan Lynn en ik aan wal. Het is druk en lawaaierig in de straten. Geen toeristen, alleen maar mensen uit de dorpen, de vrouwen met lange plooirokken en gehaakte bovenstukken. Immigration, Customs en Capitania zijn gewoon open, maar Customs moet je betalen in de Banjural bank en die is dicht. We handelen alles af en morgen doen we de rest. Na 2 uur in de hitte hebben we een biertje verdiend, maar op verkiezingsdag mag er geen alcohol worden verkocht. We nemen genoegen met een papaya-smoothy.



Als de wind tegen de uitstroom van de rivier in staat is het hobbelig op de ankerplaats, maar goed te doen. In de middag brengen de bootjes (lanchas) de mensen terug naar hun dorpen. Livingston is niet over de weg bereikbaar. Er rijden geen auto's, alleen prutteltaxi's en 1 cilinder motoren.
De volgende morgen arriveren een Franse en een Amerikaanse zeilboot. Wij hoeven alleen nog te betalen, een stempel in het paspoort te krijgen en een kopie van het gestempelde paspoort bij Customs in te leveren. We liggen dus ruimschoots voor op die andere boten. Voor de verlenging van de vergunging moet er een document naar een andere stad, dus we moeten volgende week terug. Weer op de Annalena, zien we de Fransen en Amerikanen de rivier op varen. Zij hebben met de agent gewerkt en dat scheelt dus 4 uur en ze hoeven niet terug te komen voor de verlenging, horen we later. Maar wij hebben veel van Livingston gezien en leuke gesprekken gehad met aardige officials.



We spreken met een rastafari, die goedendag, hoe gaat het met je zegt. Hij is een tijdje in Nederland geweest om kennis op te doen over hurricane bestendige huizen. Hij vertelt over de wijk van de zwarte Caribs, waar de huizen van hout met een hurricane omwaaien. Alle winkels zijn van Mayas, alle ambtenaren zijn Mayas en alle regeerders zijn Mayas. Op een gegeven moment hebben we genoeg van zijn politieke voorlichting. Wij kunnen het ook niet helpen.



De tocht over de Rio is prachtig, je slingert door het oerwoud, overal vogels, soms steile rotsen en aan het eind een groot meer. Na het meer nog 3 bochten in de rivier en dan is er een baai met rondom marinas met zeilboten. We krijgen in de Nanajuana Marina een ligplaats. Bij een eerste rondgang over het terrein (bootstalling, cabins, zwembad, palappa, winkel, restaurant) horen we al wat namen van timmerlieden en electriciens, maar we laten het nog even rusten, eerst nog een paar dagen met Lynn leuke dingen doen.

Zoals een bezoek aan het fort San Felipe. De taxi heeft een ronkende uitlaat, zakt door zijn veren, de voorruit heeft 7 barsten en de portieren gaan met touwtjes open. Het fort is mooi, in de dungeon zijn nissen waar de gevangenen zaten vastgeketend terwijl het water bij vloed tot hun nek omhoogkwam. Een Nederlandse piraat heeft het fort ook nog een tijdje bezet. De gids vertelt dat Phillips II nog twee andere San Felipe forten heeft laten bouwen één in Colombia: zijn we geweest en één in Puerto Rico: zijn we geweest. De gids heeft zelden zulke blasé bezoekers gehad. We bellen dezelfde taxi voor de terugreis.

Ter ere van het vertrek van Lynn (morgen) en mijn verjaardag (morgen) eten we luxe in Mar Marina. Rond de lampen  ziet het wit van witte vliegen en tussen de tafels  hoppen dikke kikkers die hun buik rond eten met die vliegen.
Op donderdag zetten we Lynn op de bus en beginnen langzaam aan onze things to do. Aan een creek in het oerwoud vinden we Mike, een magere getattoeerde Vietnamveteraan, die electrisch werk doet en airco’s verkoopt. We willen een airco en hebben een probleem met het 3-kleurenlicht en de kabel van de Icom command-mic is kapot. Zijn airco’s zijn inbouw, wij willen een raamairco, hij vertelt ons dat we naar Jolane moeten gaan. De mast en de kabel gaat hij doen. Zijn huis in het oerwoud heeft hoge koele kamers en staat vol met electrische gitaren en versterkers. Zijn voorkeur: Young, Stills, Eagles, Riatt. Hij is mijn man.



De hard ware store van Jolane is fantastisch. Ze hebben alles, maar alles staat op een onbegrijpelijke manier door elkaar en achter de winkel zijn eindeloze stellingen met voorrrad. Ze zijn hulpvaardig en goedkoop.  Ze heeft een 8000 btu airco voor 2300 Qetzales (260€). We laden hem achter de winkel in de dinghy en nemen als lunch een licuanada fresas bij Brunos, het restaurant met de steiger waar alle dinks aanleggen. Brunos is ook de plaats waar we het vrouwenvoetbal volgen. We gaan dan zitten, ze geven ons de menukaart en de afstandsbediening. De Amerikaansen zijn goed tegen Zweden, maar ook wel hard. Helaas is er op dit moment ook de Copa America en hebben ze hier niks met damesvoetbal. 


Die kale is weer de Elfstedentocht aan het zwemmen. Wat een sentimenteel gedoe. Wat een aandachttrekkerij. Wat een nutteloze onzin. En hij wint altijd, want er doet niemand anders mee. En daarna wordt het wel 34 °C in Nederland, de rampenplannen worden uit de kast gehaald. Wat een aanstellerij, ik zit nu te typen bij 33,3 °C en je hoort me er niet over. Een tuinier mocht zijn flesje water niet vullen bij een klant, dat nieuws stond op de 2e plaats bij Nu.nl. Op de 1e plaats stond dat het met de kale alweer wat beter ging.



Het plan om met een cruiseschip terug te varen, is van de baan. Het is toch te duur en niet  onze smaak. Misschien vliegen we nog heen en weer voor de tandarts, de verzekering en dat soort dingen. En ga ik met John vissen.

donderdag 20 juni 2019

Laatste dagen Belize


St George Cay was van 1650 tot 1784 de hoofdstad van het British Honduras (Belize) en hier versloegen ze de Spanjaarden 1798. Dat wordt elke 10 september nog gevierd. Dit wordt een leerzaam blog. Nu is er nog één klein kanon dat herinnert aan die tijd, verschillende orkanen hebben het eiland sindsdien compleet verwoest. Wel is er nog de barak uit 1981 van het Engelse leger, de troepen konden zich hier ontspannen met diverse watersporten. De soldaten waren er, omdat Guatemala het land dreigde te bezetten. Dat land dreigt nog steeds, maar het recreatiekamp ligt er vervallen bij. Net als een stuk of tien huizen van steenrijke Belizers. Elk huis heeft een steiger. Ook de steigers zijn verlaten. Gelukkig werkt het resort nog en serveert ons bier en buffelo-wings. Ik doe mijn  tai chi bij het zwembad en de resort gasten zijn dol op ons: You are living your dream. We glimlachen dan bescheiden en Rommy legt uit dat zij het ook kunnen doen. 


Met één Amerikaans stel praten we lang, ze zijn in Nederland, Duitsland en Noorwegen geweest. Ze waren in Auschwitz en Pearl Harbour. Ze houden van geschiedenis. Ons soort mensen.

Naar Belize City nemen we een geul langs de mangroven. Af en toe gaat de dieptemeter naar 1.9 m, dan gaan we een stukje naar stuurboord en als dat niet helpt een stukje naar bakboord. Als niks helpt varen we heel langzaam verder en dan wordt het weer dieper. 


We leggen aan in Cucumber Beach Marina. Een Amerikaan is hier in 1956 groente gaan telen en de groenten werden in deze haven in schepen geladen. Het is niks geworden met de groenten. Maar het heet nog steeds Cucumber Beach. Het blijft een leerzaam blog. Er liggen een tiental catamaran ferryboten, die gasten van de cruiseschepen aan land zetten. Soms liggen er 3 tot 4 cruiseschepen ver voor de kust voor anker. Hier verder 20 jachten, 7 charter catamarans en een drukke fuel steiger. Aan de andere kant is een soort pretpark Old Belize, een museum met minitrein, een restaurant en een zwembad met grote drijfdingen. De cruise gasten worden met bussen aangevoerd. Zonder cruise schepen is het er heel rustig.

Het havenkantoor zit boven, onder zit een vader, een lilliput moeder en een struise dochter, die tamales en BBQ-chicken verkopen. De tamales zijn al 20 jaar de beste van Belize, men komt van heinde en ver. Een maaltijd kost 6 Belize$, dat is 3 US$ dat is €2,75.

Naast ons aan de steiger ligt de ketch van Patrick en Devone, een jong stel dat schippert en kookt op de charter catemarans, zij is schipper, hij is kok. Ze doen dit al jaren en kunnen ons de mooiste ankerplekken vertellen.



Kenny bedient de fuel pomp en hij brengt ons in een oude pickup naar de City en naar het vliegveld om Lynn  af te halen. Hij weet het beste fruit, het goedkoopste Belikin Beer en we brengen een kort bezoek aan zijn 89 jarige moeder, die gisteren uit het ziekenhuis kwam, hartproblemen. Een hele lieve vrouw, die 15 kinderen op de wereld zette. Kenny was de vierde. We kunnen uren in de te krappe pickup met slechte airco rondrijden en zijn verhalen over het leven in Belize horen. Over zijn broer bijvoorbeeld, die in Amerika iemand vermoorde en naar Belize vluchtte. Hij werd in Belize doodgeschoten.


De City is trouwens best aardig. Een drukke winkelstraat, een gebied voor de cruisegasten, mooie koloniale huizen en verder veel nieuwe kantoren en snelwegen. De mensen zijn relaxed en houden van een geintje, mijn soort mensen. 


Lynn moet vanwege een heftig onweer boven het vliegveld van Panama City uitwijken naar Colombia. Daarna overnacht ze in Panama en om 13.10 landt ze in Belize. Na 10 minuten is ze door de douane en immigratie. Dan met zijn vieren in de krappe en warme pick-up van Kenny.

Twee dagen later komen we aan bij Tobacco Cay. De Engelsen wilden hier tabak verbouwen. Weer leerzaam. We zien een alumiunium zeilboot juist wegvaren. Dan roept Worlddancer ons op, het zijn Heike en Harwich uit Hamburg. Twee jaar geleden zagen we ze op Spanish Wells. Ze keren om en gaan weer voor anker. Later praten we bij in de openlucht bar van Kirk, the barefoot bartender. Ze gaan ook naar de Rio Dulce, dus we zullen ze vaker zien. Dat is mooi. Zij kennen ook Ralph en Monica, onze Duitse vrienden uit de rally. Kirk laat mij zijn boek zien, ik zeg Painkiller is toch met coconut? This one is not, zegt hij. This is a real killer.


Zo tegen het einde van het seizoen is iedereen hier op weg naar de Rio. We zagen al twee keer een zeilers bar met de naam REHAB. (No, no, no..)


Met Worlddancer gaan we naar het Hide Away restaurant, met de moorings. We hebben een handvol buitenlandse munten voor de schatkist van An, het kleine meisje dat er woont. Ze is geinteresseerd in piraten en ze heeft een 17e eeuwse vierkante rumfles, die haar vader heeft opgedoken. De piraten zaten vlakbij op South Water Cay, een eiland direct naast een doorgang in het barrièrerif. Bij Hide Away is het prachtig snorkelen.
Next stop is Pacencia. We gaan naar onze plekjes: Ricks Cafe voor pizza, The Shack voor smoothies en Joli’s voor vrouwenvoetbal met rumpunch en gesprekken met Heike en Harwich. 
Als ik in Big Cay aan land ga wordt ik begroet door een paar blote inheemse schonen. Ze hebben rieten rokjes aan en verder niks. Van dichtbij ruiken ze lekker. Ik weet me geen raad, mompel iets over mi esposa, maar laat me meenemen naar een grote hut met rieten dak. In het donker, achter een door een schemerlamp verlichte tafel zit een dikke madam met een politiepet, best sexy. Als mijn ogen wat gewend raken aan het duister, zie ik dat het de immigratieofficier uit Big Creek is. You said you would leave 2 days ago, you are still in Belize, you have to pay 6000 dollars. Door het geschommel van de boot slap ik erg onrustig en droom veel. We waren voor de lage wal gaan liggen om de wifi van het resort aan de kant op te pikken en toen ging het waaien en kwam de swell.
We hebben ons in Big Creek bij Immigration en Customs afgemeld en de dag daarna zijn Lynn en  Rommy gaan duiken, terwijl we gezegd hadden dat we direct gingen vertrekken. En dan krijg je nare dromen. Het duiken was overigens perfect, ze hebben haaien geaaid en spinkrabben over hun arm laten lopen. Ze zagen een krab van een meter en aaiden ook de kop van een grote kwal. De duikinstructeur maakte fotos, misschien kan ik die in dit blog zetten.


Op Moho Cay South is een resort met houten hutten en rieten daken, op palen, zeer romantisch. Twee jongens zijn aan het opruimen en repareren. We liggen een nacht met regenbuien beschut achter het eilandje en de riffen die aan weerskanten uitlopen. Dit is de laatste stop in Belize, geen nare dromen meer.


maandag 3 juni 2019

De atols van Belize



Het is een gek gezicht als een groepje keurige bejaarden Joly’s bar verlaat om op de steiger een joint te roken. Op het strand spreken we een zwarte jongen, die ons marihuana en coke wil verkopen. Ik zet hem op de foto en hij versterkt nadere informatie. De coke komt van aangespoelde pakketten, die de smokkelaars overboord gegooid hebben (hier in Belize noemen ze het the lottery) De marihuana verbouwt hij zelf. Niet onder groeilampen zoals in Nederland, maar in de tropische zon. Je bent zonniger stoned. Tenminste, dat zou ik zijn als ik het zou roken. En het is pittig spul, dat heb ik van horen zeggen.
Zeilers durven de drijvende pakketten meestal niet uit het water te halen, bang dat de smokkelaars het te weten komen. Ze kwamen bij een andere zeilboot aan boord, eisten de  coke die er niet was, tenslotte hebben ze de boot leeggeroofd.

Ik lees Isabel Allende: De winter voorbij, over latino illegalen in de US, over de armoede en dictatuur in Guatemala en Chili. In de zeventiger jaren was het erg hier, vooral in Argentinie, toen wij daar voetbalden. En was Venezuela een veilig en welvarend land waar men heen vluchtte. Daarna lees ik Arriaga, Mexicaan, in Nederland bekend van DWDD. Schrijft snel en direct, soms heel orgineel, soms te vlot, nooit saai. Allende kan nog wel eens saai worden. Straks aan de wal meer Latijns Amerikaans op de reader zetten: Borges, Fuentes, Rulfo en natuurlijk ook Marquez, daar kom je toch niet onderuit, maar die ellenlange zinnen met surrealistische beelden, niet mijn ding, we zagen zijn huis in Cartegena, we zagen ook overal standbeelden, hij is een leerling van Kafka, daar hou ik wel van, maar die lange zinnen, je zoekt terug naar het werkwoord en het onderwerp van de zin, kan je niet in het Spaans, ik niet, nog niet, dan liever Arriaga, bondig en vlot, zoals van Nieuwkerk.
We hebben In Guatemala een taalschool gevonden aan het Atitlan Meer in de bergen, 5 uur per dag les en wonen bij een familie in het dorp. We gaan 3 weken. Rommy gaat in dat meer het High Altitude Padi doen. Hoogteduiken: een aardig woord. Ik ga dan Arriaga lezen in het Spaans. Hoogtelezen. Of als ik er een joint bij zou roken: high reading. Maar dat doe ik natuurlijk niet.

En daar aan de boot werken of laten werken, de vaklui zijn er goed en goedkoop. Tussendoor excursies, in Guatemala en Belize is zoveel te zien. Duizend Maya ruines. Misschien ook naar Nederland en met een repositioning cruise terug. Dat is voor de halve prijs in 14 dagen van Europa naar Amerika met een cruiseschip. We nemen dan de route Southhampton, Belfast, Dublin, Reykjavik, Hallifax, New York.

Terwijl ik lees, zit Rommy 2 dagen aan de SailRite een nieuwe zonnetent te naaien. In de oude tent vallen steeds gaten als gevolg van de zon. Heeft het toch mooi voor ons opgevangen. Terug uit het stadje (supermarkt, John the Bakerman, smoothy bij The Shak, groente bij de winkel naast het basketball veld) maakt Rommy een foto van de boot met het nieuwe zonnescherm. We wilden in Guatemala een bimini laten maken, maar dit werkt ook goed. We laten daar in ieder geval een nieuw keukenblok bouwen. 

Na 9 dagen Placencia lichten we het anker, we gaan wat Cays bezoeken. Placencia was o.k. We kennen al een aantal mensen en weten waar je wat het beste kan kopen, eten ofdrinken. Voor sommige zeilers begint het dan pas, wij trekken dan liever verder.


We nemen een mooring in de Pelican Cays, een stuk of tien eilandjes met riffen er tussen. Op sommige staan huizen. De mooring kost 20 Belize Dollar, tenzij je gaat eten bij het Hide Away Cay restaurant. Red Snapper, chicken of lobster. We nemen de snapper en die is beter dan we meestal krijgen. Niet uit de frituur, maar gebakken in kokosolie. We zitten aan tafel met 4 Amerikanen, ouders en twee kinderen die volgend jaar gaan studeren. We hebben het over politiek, over de Cariben, over de corruptie en het is een prettig gesprek. 

Justin, de eigenaar van Hide Away Cay komt er bij zitten. Hij was visser in Key West en kocht 20 jaar geleden het eilandje. Het is een eiland zonder zand, alleen koraal en mangroven, dus geen zandvlooien of muggen (geen zand en geen stilstaand zoet water). Hij bouwde het restaurant, het woonhuis en een gasthuis van hout dat hij steeds van het vasteland haalde. De vis die we eten speervist hij zelf en hij heeft 20 kreeftenkooien. Normaal is het derde gerecht conch, maar het conch seizoen is voorbij, daarom kip van het eilandje. Ook het kreeftseizoen is gesloten, maar aan 1 of 2 kreeften tilt men niet zo zwaar.

Next stop is Blue Ground Range, zes eilandjes in een cirkel. We gaan liggen in een hoekje bij een huis met vissers. Het is laag op lager wal en als het ’s nachts hard gaat waaien ga ik wacht houden. We blijven keurig op onze plek en ’s morgens ga ik naar de vissers om een praatje te maken. 15 juni begnt het lobsterseizoen en dat zijn ze aan het voorbereiden. Het zijn allemnaal broers en neven. Goede kerels, je schaamt je dat je even bang was dat ze ons zouden beroven en je bent blij dat je er langs bent gegaan. Blijdschap is zoveel beter dan schaamte.

South Water Cay lijkt een betere ankerplaats. Het is een natuurpark met een eiland met 2 resorts en IZE, een marine onderzoeks instituut. Aan de zuidpunt is het goed snorkelen. Het eiland lijkt uitgestorven, maar in het Blue Marlin Resort treffen we 20 meisjes en 4 jongens, biologiestudenten die hier het rif leren onderzoeken. De bardame geeft ons met zichtbare tegenzin  iets te drinken en als we onze telefoon aanzetten komt de manager zeggen dat wifi 6 US$ per persoon per dag kost. We zetten de telefoons weer uit. Are you Dutch?  vraagt ze als ze wegloopt. Yes how can you tell? I was raised in the Hague. I know that accent. Nou dat is mooi en we begrijpen nu waarom ze hier zo bot doen…..

Af en toe kunnen we op de boot het wifi signaal van het resort oppikken (een student gaf ons het password). Zo weten we de wind van de komende dagen (geen wind) en weten we dat 11 % van jullie op Baudet heeft gestemd. Kunnen we jullie nou nooit alleen laten. Maar goed, PvdA en VVD deden het goed.

We ankeren achter het kleine Tobacco Cay, een eilandje op het barrièrerif. Er wonen 4 families, er zijn lodges en restaurants. We ankeren op 2 meter, op het witte zand met grote zwarte stenen, het water is erg helder. De stenen bewegen, het zijn stingrays. We lopen het eiland over. Verschillende bewoners maken een praatje. Aan het eind is het Reef Edge restaurant van Per een Zweed met Kim zijn New Yorkse vriendin. Ze hebben in Zweden net een oude Nauticat motorsailer gekocht en doen volgende week de tent dicht om daar heen te gaan. Jammer dat ze dicht zijn als Lynn over 3 weken met ons meevaart.


De koraaleilandjes liggen hier op het Bariere Rif of erachter met 5 of 6 eilandjes in een cirkel. En er zijn ook nog losse eilandjes. In totaal zijn het er tweehonderd. Het is zaak om de eilandjes te tellen in het voorbijvaren, anders ga je ankeren bij een ander eiland dan je denkt. De kaarten geven geen details. We hebben het boek van Freya Rauscher met getekende kaarten op foto’s, daar vaart iedereen op. Alleen houdt ze het boek niet bij, dus sommige herkenningspunten zijn er niet meer en onbewoonde eilanden hebben een groot resort.


We gaan eerst naar Dangriga aan de kust. Dangriga is een stadje waar de Garifuna indianen in 1823 zijn geland. De Garifunas zijn de oorspronkelijke zwarte Caribeans, die de Engelsen in 1797 uit  St Vincent naar Honduras deporteerden . St Vincent was het enige eiland waar ze niet zijn uitgeroeid door de Spanjaarden. Langs de kust van Honduras en Belize wonen ze tegenwoordig. We hoorden op Guanaja een Garifuna zanger die liedjes over het leven van zijn volk zong.


We ankeren 100 m voor de wal en Rommy gaat met de dinghy aan land om vlees, groente en chips te kopen. Een jongen loopt met haar mee met de fiets in de hand. Het stadje is armoedig en de winkel heeft niet veel. Natuurlijk wil de jongen geld, net als de jongen die de boodschappen inpakt. Het visseizoen is gesloten, niemand verdient wat. Dan steken we over naar Fly Range, 6 eilanden in een cirkel. Er is niks, verlaten vissershutten en in de verte een resort.

In de nacht zijn er onweersbuien en in de morgen komt de zon schitterend op in de wolken.