We gaan met Lynn een week tussen de British Virgin Islands
op en neer varen, eindigend bij het vliegveld op Tortola.
Virgin Gorda
In het donker lijken de rotsen akelig dichtbij. De doorgang
is misschien wel 400 m breed, maar het lijkt alsof je de rotsen kunt aanraken.
Er is geen maan, veel wolken, af en toe wat regen. Rommy heeft de doorgang ten
zuiden van Virgin Gorda met waypoints op de plotter gezet. Het vrachtschip Midnight Wolf heeft ons ingehaald en vaart nu precies over
de lijn die Rommy heeft uitgezet door de doorgang. Dus helemaal niets aan de
hand. Maar als ik zeilend niet op de koerslijn kan blijven, de motor warm loopt
en de zwarte rotsen steeds groter worden, krijg ik het benauwd (Rommy noemt dat
paniek, ik noem het grotere bezorgdheid) en maak Rommy wakker. Met z’n tweeën
passeren we de doorgang op een perfecte wijze. We gaan ankeren voor Spanish
Town. Door de duisternis is het moeilijk een plek te vinden tussen de andere
geankerde boten (sommigen onverlicht). We gaan liggen naast zo’n moderne
zeilboot met een A-mast (zoals de nieuwe Green Peace boot). De volgende ochtend
blijkt het een gebroken mast te zijn.
Lynn was de hele oversteek zeeziek en in deze baai is de
deining zo sterk, dat het niet beter met haar gaat. Ik ga met Lynn inklaren en
eten kopen. Dan vertrekken we naar een grote rondom beschutte baai aan de
noordkant van Virgin Gordon: Drakes Anchorage. We zoeken een plek achter het
rif onder Mosquito Island van Richard Branson. Tot onze verassing liggen daar de
Flying Circus en de Karma van Graham en Joan uit Ierland. Ze
kennen elkaar al lang en varen een
tijdje samen op. Raoul is best tevreden met de derde race. Ze
hadden weer een scherpe start en werden uiteindelijk zevende. Joe werd de
ochtend na het eindfeest wakker in zijn rubberboot. We krijgen nog een paar
mooie foto’s van de Regatta van Irma en ze drukt ook het ESTA formulier voor
ons af. Dat hebben we nodig om de US binnen te komen.
We vertrekken vroeg naar de Baths, volgens velen het mooiste plekje om te snorkelen van de
BVI’s. Een kaap van grote rotsblokken, waar je tussendoor kunt lopen en
zwemmen. Er zijn daar moorings, waar je
een paar uur aan mag liggen. Lynn en Rommy gaan snorkelen en ik blijf aan boord
om wat technische dingen te doen. Ze zien grote gekleurde vissen en een grote
rog tussen de rotsen. Dan zie ik ze terugkomen: Rommy zwemt en trekt de dinghy
aan een touw. Oh nee, het motortje is
net gemaakt en nu al weer stuk. Rommy is vanuit het water aan het schelden op het
motortje. Ik zie al gauw, dat ze hebben vergeten de benzinekraan open te
zetten. Ik ben daar nog een paar keer op terug gekomen.
Peters Island
De bodem bij Peters Island bestaat uit rots, stenen en zand.
Rommy gaat met snorkel te water om een geschikte ankerplek te vinden. Na zes
mislukte pogingen is de stemming aan boord en in het water negatief te noemen.
“Je wijst steeds een andere plek aan”, “Jullie kunnen niet sturen”. We
bevestigen een neuringlijn en gooien het anker maar ergens neer. Het blijft wel
achter een steen zitten. Het is drie meter diep en helder, die krijgen we wel
weer naar boven.
We waren eerst in een baai bij Norman Island, één eilandje verder.
De hele baai lag vol met moorings. We probeerden een ankerplek te vinden, maar
alleen naast een lawaaiig bar-restaurant-piratenschip is een mogelijkheid. Een
mooring kost $30 per nacht, er liggen er wel honderd. Daar wordt iemand
vreselijk rijk.
De volgende dag blijven we onder Peters Island liggen. We
gaan aan land, we snorkelen, we lezen, ik
verander de aansluiting van de accu’s. Het brood is beschimmeld, we bakken een brood en gooien het oude overboord. Vissen met
gele strepen en staarten eten het gretig op. Verder doen we niks.
We gaan vroeg weg om rustig te kunnen snorkelen bij Treasure Point op Norman Island. Je
zwemt daar tussen de vissen en je kunt een paar grotten binnenzwemmen. Als we
terug zijn komt er een toeristenboot met
40 gasten, die met gele zwemvesten op een rij naar de grot zwemmen. Ik vraag de
jongens van de boot of ze zinken, want iedereen springt overboord. We grappen nog wat over en weer. Humor is
altijd leuk.
Dan zeilen we langs Tortola naar Jost Van Dyke (genoemd naar
een Nederlandse zeerover, die hier verbleef). We nemen de diepste baai bij de
hoofdstad Great Harbour. Het zijn
acht bar/restaurants, vier souvenirshops, een minimarkt, een bakkerij, een kerkje en een
politie/douane bureau. En de car wash. Op het hele eiland wonen 223 mensen. We
wandelen de baai op en neer. Twee rasta’s van een souvenirshop met zelfgemaakte
sieraden spelen Peel (scrabble zonder
bord), we praten een tijdje over Amsterdam. Als we terug willen staat de dinghy
vol water. Ik vraag een plastic bekertje bij het restaurant Foxy, maar de schipper van een Noorse
catamaran, zegt dat ik de pomp uit zijn dinghy kan pakken. We varen droog
terug. In de avond is het barbecue met disc-jockey bij Sugar and Spice. We liggen er recht voor en kunnen de reggae goed
horen.
Rommy en Lynn hebben een mooie baai voor de volgende dag
uitgezocht. Maar dan horen we, dat er in die baai veel deining is. In het
noorden is het zwaar weer geweest, hier is dan daarna deining. We blijven nog
een dag liggen. Met naast ons een groep catamarans met piratenvlaggen en mensen
met petjes, die af en toe “ joehee” roepen, veel schreeuwen en muziek hard hebben staan. Dat zijn
Amerikanen. (Andere Amerikanen hebben mooie klassieke jachten en dragen linnen
broeken en Panama hoeden. Ze lunchen met witte wijn en schreeuwen nooit).
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten