Als we ankeren bij St
Pierre zien we de carnavalsoptocht door de stad trekken. Aan land zien we het
laatste stuk. Drumbands en jongens met fel beschilderde auto’s zonder uitlaat.
Vijf van zulke auto’s bij elkaar en de huizen staan te schudden van het geknal
en gedreun. Overal verklede kinderen en veel harde muziek. Weinig
straatverlichting. Vrouwen met netkousen, tutu’s en blote bovenstukken. De
meesten vrouwen zijn trouwens mannen. We eindigen in een bar met allemaal als
vrouw verklede mannen. Het lijkt voor deze mannen de mooiste dag van het jaar.
Rommy, Jori en Wijnand ledigen aan boord nog een fles rum en discusieren over
politiek. Dat je Wilders serieus moet nemen omdat zoveel mensen op hem stemmen,
dat de VVD toch wel een sociale partij is en meer van die onzin.
De volgende ochtend ben
ik de kwiekste. We doen even boodschappen en moteren naar Fort de France. Af en
toe een bui, dan weer zon: regenbogen. Er liggen zo’n vijftig zeilboten voor
anker voor Fort de France. Met moeite vinden we een plekje dicht bij de kade. Het
is een hele mooie ankerplaats. Achter de hoge muur van het fort en met een
lange steiger met rvs ringen om je dinghy op slot te doen. Fort de France heeft
de naam wat crimineler te zijn, maar nu patrouilleren er elke avond twee
politieboten. Ook om de steiger voor de dinghy’s vrij te houden van motorboten
die naar de carnavalsoptocht willen kijken.
Want er is weer een
optocht. Veel groter dan in St Pierre. Grote wagens met mooie blote danseressen.
Ook dikke danseressen. Dansgroepen op straat. Drumbands en keiharde muziek. Vrachtwagens
met luidsprekers. Hier is zeker de helft van de mannen verkleed als vrouw. Je
ziet huisvaders met vrouw en kinderen lopen in een roze tutu, rood haar en een
klein behaatje. Maar ook zie je zware mannen met snor in prachtige avondjurken
en hoge hakken. Het duurt nogal lang, af een toe komt er een carnavalsgroep en
dan lang weer niks. Men kan blijkbaar vertrekken wanneer het schikt. Als we moe
zijn gaan we terug naar de boot en nemen een biertje. De hete zon maakt dat
noodzakelijk.
De zon gaat onder aan een
wolkenloze hemel en voor het allereerst zien we de Green Flash! Korter dan een seconde wordt de zon groen,
stoplichtgroen. En verdwijnt dan. Rommy had het er altijd over, ik geloofde er
niet meer in en daar was ie dan.
De stad was autovrij en
alles was dicht. We willen morgen een auto huren. Kijken of dat lukt. Een
beetje rondrijden en Jori en Wijnand aan het eind van de dag naar het vliegveld
brengen.
Dat lukt dus niet, alle
rolluiken blijven dicht. Alleen de winkels die carnavalskleren verkopen zijn
open. Verder overal stalletjes met eten en drinken. We overleggen met een
taxichaufeur: na 15 uur is de stad afgesloten. Besluit: met de boot naar het
vliegveld. Het vliegveld ligt aan het eind van de baai in een mangroven moeras.
Er is een slootje naast de landingsbaan met een haventje. Cohe de Lamentin. De
sloot is anderhalve meter diep. Only if you are hiding
for an hurricane or an ex-wife, zegt de pilot. We ankeren voor de sloot en gaan met de dinghy naar binnen. Overgroeide en
gezonken boten aan zelfgebouwde steigertjes. En glanzende speedboten met drie
300 PK motoren achterop. Die kunnen over de naastgelegen startbaan zo
opstijgen. We spreken een man met nog een paar tanden, die te lang alleen op de
boot heeft geleefd. Wel een mooie van der Stadt 37 en de Wibo er naast is ook
van hem. Kan de vrouwen niet van zich afhouden als ze horen, dat hij twee boten
heeft, zegt ie. Nou heb ik dat al met één boot, dus dat is te geloven.
De vertrekhal blijkt
helemaal aan de andere kant van het vliegveld te zijn. Maar Jori en Wijnand
bereiken de hal in goede gezondheid en kunnen naar de Nederlandse kou. Ik haal
twee hamburgers en neem een taxi terug naar de moddersloot.
Woensdagmorgen zijn de
aankomst SMS-en ontvangen en liggen wij alweer voor anker bij Fort de France.
Klaar voor de slotavond van het Carnaval. Jori en Wijnand min of meer klaar
voor interviews en injecties.
We beluiten zo half om
half om de periode op Curacao te onderbreken voor een vakantie in Nederland.
Ergens logeren en iedereen weer zien. We hebben het er nog over.
De laatste carnavals
parade is in zwart-wit. Die van maandag was in het rood. Dinsdag lagen we in de
mangroven. Het is nu heel druk. De meeste mannen in vrouwenkleren, de vrouwen
in zwarte politiepakjes met handboeien of in wijde kostuums met stropdas en een
geschilderd snorretje. De groepen gaan drie keer rond en op het eind staan de
percussiegroepen naast elkaar. Van een hele dag trommelen zijn ze min of meer
in trance. Dat klinkt. Ik geniet nog even en ga met creoolse kip terug naar de
boot. Onderweg wordt ik lastig gevallen door jongens, die zeggen, dat ik Donald
Trump ben. Ik zeg, dat niet iedere blanke een Amerikaan is. Ze zijn heel gevoelig
voor discriminatie, maar alle blanken zijn voor hen hetzelfde. Het loopt bijna
uit op een handgemeen. Ik schreeuw intimiderend dat hij me niet aan moet raken,
hetgeen hem bevestigd, dat ik Trump ben. Later zegt Rommy: je lijkt ook wel een
beetje op Trump met dat haar. Nou zeg.
Volgende dag inklaren en
een mannetje voor een reparatie aan het roer vinden (er is een hoek
afgeslagen). Dan naar de kapper, ik wil niet nog een keer voor Trump uitgemaakt
worden. Rommy vindt een dure dameskapper en ze willen mij ook wel doen. Hoe?
Zoals uw vrouw? Ja. Een PKK dus. We maken een selfie, oordeel zelf. Of ik nog
geshampood wil worden om de gele kleur er uit te krijgen? Ja. Nu heb ik blauw
bejaardenhaar. Van een voetballers kapsel naar bejaardenblauw.
Morgen (vrijdag) om 9 uur
gaan we op de kant bij een carenage achter het cruiseschip. Benieuwd hoe dat
afloopt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten