Op kanaal 09
vragen we de Bridge of Lions om een opening om 07 uur. Als we om 5 voor 7 komen
aanvaren, opent de brugwachter de brug. De Nederlandse brug- en sluiswachters
zouden stage moeten lopen in de US. De brugwachters hier zijn vriendelijk,
geven duidelijke informatie en spreken je aan met Captain. Elke keer kunnen we
zonder vaart te minderen doorvaren. In Nederland zijn de brugwachters
onvriendelijk en kleinerend. “Wat denk u, wat een rood licht betekent?” De
jachtjes zijn beneden hun waardigheid. Met beroepsschippers spreken ze de
niets-aan-de-hand schipperstaal. De jachtjesmensen kennen de niets-aan-de-hand
schipperstaal niet, ze zijn soms nerveus en zeggen “over” door de marifoon.
Maar een reisje naar Amerika gun ik de brugwachters ook weer niet. Zo lang we
hier zijn, maar genieten van de vriendelijkheid. Straks weer van Veere naar
Vlissingen bij elke brug 20 minuten wachten en geen antwoord krijgen op de
marifoon.
We gaan de zee
op. Van St Augustine naar Charleston, 130 nMijl, 36 uur varen. De kust loopt in
een bocht, wij snijden de hoek af. In de avond nog een paar uur windkracht 6
bakstags, dan neemt het af, wordt Oost en later zelfs Noord. Maar dan zijn we
al in Charleston. Zo is het voorspeld, zo is het gepland. We zullen zien, wat
de reis ons brengt.
Er zijn
voortdurend dolfijnen te zien. Een groepje grijsgestippelde dolfijnen zwemt een
tijdje met ons mee.
De mensen op de
H-steiger in Daytona Beach vonden ons hele goede zeilers, maar lousy vissers.
Met waardeloos kunstaas: Weggooien, die rotsooi! We kregen een pluim kunstaas (feather)
cadeau. En vanmiddag vangen we er een hele dikke tonijn mee. Hij gaf zich niet
snel gewonnen. Toen de hengel even in de houder stond, brak het houten onderstuk.
Een dolfijn zwemt naast de tonijn en bekijkt het gebeuren. De nieuwe visknuppel
doet het goed. Het fileermes is geslepen. Nu ligt er een kilo tonijn in de
koeling. Lekker.
Ik lees nu
Seneca: Leren sterven. Is niet gemakkelijk, leren sterven bedoel ik. “Doe je
niet aan filosofie, dan ligt je geest er verdord bij”.” Leven onder dwang,
daartoe is niemand gedwongen”.” Het heerlijkste is de leeftijd waar de zaak al
bergafwaarts gaat, maar nog niet omlaag stort”. Zomaar een paar citaten. De
laatste sprak me erg aan...
We eten stukken
tonijn met eigengemaakte aardappelsalade. Boven het land ligt een zwarte
wolkenstrook. De wind komt van zee, dus dat zwarte komt niet onze kant op. Denken
we. Dan draait de wind en komt het zwarte dichterbij. Wij varen er voor langs.
Een uur lang weten we uit de onweersbuien te blijven, maar dan zitten we er
midden in. We strijken de zeilen. Bliksems aan alle kanten. Door de regen zie
je niks, ik blijf in de hoge golven 30 graden op het kompas varen. Volgens het
computerscherm varen twee vrachtschepen op 1 mijl voor ons langs. Niet te zien.
Het is weer gezellig. Langzaam neemt de wind af en trekt het onweer naar het
zuisoosten. De hele nacht blijft het daar weerlichten.
We hebben door de
onweersbui vertraging opgelopen. Derhalve besluiten we naar Beaufort (spreek
uit: Bievert) te gaan, dat ligt 20 mijl dichterbij. Moet een mooi historisch stadje zijn. Forest Gump is daar opgefilmd.
De geul naar
Beaufort heeft stroom tegen. We halen Beaufort niet, we gaan ankeren in een
kreek. De Cowes Creek. De oevers zijn groen, op het land bossen met grote
mansions ertussen. Het lijkt wel Denemarken. Een groepje dolfijnen zwemt naar
binnen. Later weer naar buiten, nu het hier zo stil is hoor je hoeveel lawaai
zo’n dolfijn maakt. Dat is wat de reis ons brengt.
Het is even
zoeken en telefoneren, maar hebben we de Custom and Border Control aan de
lijn. De officer noteert ons voor Beaufort en geeft het nummer, dat we moeten
bellen als we in Charleston zijn. In
principe moeten we ons in elke nieuwe haven melden.
De volgende dag
vroeg naar Beaufort. We wandelen door de oude straatjes, bezoeken het museum,
hebben twee gesprekken over Europa-vergeleken-met-de-USA. Dan lopen we over de brug naar een
supermarkt, drie kwartier langs de autoweg. Als hebben afgerekend en met de
volle kar naar buiten willen, spreekt een mevrouw ons aan. Of ze ons naar de
jachthaven kan brengen. Ze had ons langs de weg zien lopen. We doen in onze boodschappentasjes een knoop, zodat we
ze van de hare kunnen onderscheiden. Ze komt uit Zuid Afrika, we spreken even Afrikaans/Nederlands.
Ze zet ons af, we laden uit en we krijgen een hug.
’s Avonds eten we
op een terras aan de waterkant. We praten met David Rosenblum. Hij is New
Yorker, woont nu hier. Hij geeft ons tips over New York, havens, restaurants.
Hij bezweert ons om hem te bellen als we hulp of raad nodig hebben. En om op
de terugweg bij hen langs te komen.
Als je verteld,
dat uit Nederland bent komen zeilen, is iedereen diep onder de indruk en willen
ze alles voor je doen. Dat blijven we dus maar vertellen. Maar als ze beginnen
van: dat had ook zo graag willen doen, dan zeggen we: je kunt het doen, wij
zijn heel gewone mensen, niet rijk, niet moedig. Je kunt zoiets ook doen, maar
wel in dit leven..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten