zondag 24 februari 2013

Nevis en St Kitts

Er is wind van 25 knopen voorspeld, dus blijven we nog een dag in de baai voor Jolly Harbour. Het is amper 2,5 meter diep en we hebben 20 meter ketting uit. De deining duwt de boot naar voren en de windvlagen naar achteren. De ketting vangt alles op.



We gaan met een minibusje naar St John, de hoofdstad van Antigua. Dat kost EC$ 3,00 per persoon. Als je bij de volgende halte wilt uitstappen, roep je “busstop”. Een nadeel is, dat ze pas vertrekken wanneer de bus vol is. Maar we zijn niet meer zo gehaast. We kletsen wat en op een gegeven moment gaat de bus rijden. Uit het open raampje zien we een weiland met koeien en bij elke koe staat een kleine witte reiger. Elke koe heeft  één reiger. We vroegen ons wel af, wat die reiger daar deed. Misschien geloven reigers, dat ze als koe zullen reïncarneren en lopen ze stage. “Kijk zo pak je het gras met je tong”. Een betere verklaring kan ík niet bedenken.

Aan de kade van St John liggen drie enorme cruiseschepen. Grenzend aan die kade is een gebied van restaurants en winkeltjes. Toeristische namaak voor Amerikanen. Projectontwikkelaars-kitch. Als mensen, die alleen maar in geld denken het beslissen krijg je deze troep.

We lopen de stad in. Een drukke rommelige caribische stad. Enkele mooie oude gebouwen. Het museum laat veel slavernij en suikerproductie zien. Verder een groot beeld van sir Vivian Richards, die u als cricket liefhebber natuurlijk wel kent. Een kaart met alle schepen, die hier op het rif zijn gestrand stemt minder vrolijk. We lopen Longstreet omhoog naar de kathedraal, maar die wordt gerestaureerd en dat zal nog wel even duren. Terug naar het station van de minibussen. We nemen plaats in een busje. Het busje loopt langzaam vol. Dan zie ik Frank van de Amzer Zo langs lopen. Ik ga de bus uit, hen achterna. “I see an old friend”, roep ik tegen de chauffeur. “We will wait” is het antwoord. Ze liggen in English Harbour en het gaat goed met ze.


Om 7.45 uur vertrekken we naar Nevis. Westelijk van Antigua ligt een rij van 5 vulkanische eilanden met bergen, waarvan de top in wolken is gehuld. Monserat, waar in het zuiden een vulkaan actief is. Redonda, het koninkrijk met zeer merkwaardige koningen. Nevis en St Kitts, zijn één land, maar een Britse invasie moest een oorlog tussen hen voorkomen. Statia, oftewel de Nederlandse gemeente St Eustatius en Saba. Met windkracht 6 van achteren zijn we om 16 uur voor Charlestown, de hoofdstad van Nevis. Nevis vormt met St Kitts een onafhankelijke staat, dus wacht ons weer de gang naar customs, immigration, port authority en nogmaals customs. Een half later en US$ 70,00 armer  staan we weer buiten. Nou dan gaan we er goed van genieten. Het  Nelson museum biedt wat teksten en plaatjes over Nelson. De plaatjes hangen scheef aan spijkers. Maar we weten nu van de Nelson touch.

Dan voor anker bij St Kitts. Er steekt een lange pier in zee voor cruiseschepen, maar vandaag ligt er geen. De volgende ochtend hoor ik de schroeven van grote schepen, uit het raam zie ik twee cruiseschepen in aantocht. Als we om 10 uur aan land gaan zien we honderden mensen de cruiseschepenpier aflopen. Achter de pier is een soort Bataviastad. Gebouwen in caribische stijl met dutyfree winkels. T-shirts, horloges, juwelen en souvenirs. Op het centrale plein schiet men de cruisegasten aan:  taxiritten naar het strand, excursies op het eiland en foto’s met een aapje op je hoofd of schouder.  De aapjes dragen kleine pamper-luiers. Het is erger dan St John.



Achter deze  Bataviastad ligt een leuke caribische stad met een paar mooie gebouwen en een cricketstadion.
We boeken voor een excursie. We drinken wat op het terras van de gokhal. Rommy leest de mail op de Galaxy. Ik slenter wat rond. Een man vraagt of ik een taxi naar het strand wil. Nou, dat geeft een gepensioneerde trainer gesprekstechniek, die op een praatje uit is,  genoeg aangrijpingspunten. Even later hebben we het over Amersfoort (toch wel één van mijn favouriete gespreksonderwerpen), zijn dochter woont er. Hij is er twee keer geweest en hij vind het centrum en de bossen rondom wel mooi.


Om 11 uur sjokken we met twee Britten en zes Amerikanen naar een busje op de parkeerplaats. Leroy (62) is onze chaufeur en gids. De Amerikanen vragen bij het wegrijden om “fresh air”, daarmee bedoelen ze, dat de raampjes dicht moeten en de airco aan. Leroy is de slechtste gids, die we hebben meegemaakt. Als we in een dorp binnen rijden, roept hij: “welcome to Blue Harbour”. Even later zegt hij nog een keer: “Blue Harbour”. In het begin verwachtte ik dan wat informatie over Blue Harbour, maar hij zegt verder niks. Verder wijst hij alle kerken, scholen en politiebureau’s aan. Nou is er elke honderd meter wel een kerk, dus hij is er druk mee. Catholic, Presbyterian, Lutherian, Adventists, Pentacost, Morivian, Jehova. Ook wijst hij op kerken in aanbouw en ruïnes van kerken. Politiebureau’s zijn er niet zoveel en die zijn steeds lichtblauw gekleurd, dus die zien we aankomen. We zien ook een oude sugar mill, een prachtig landgoed, een stukje regenwoud en verschillende uitzichtpunten. Bij de uitzichtpunten weer de souvenirstalletjes en de aapjes. Het zijn kleine lieve aapjes, door de plantage eigenaren meegenomen als huisdier. Leven nu in het wild. Een Amerikaanse vrouw uit ons busje is gek op de aapjes en wil steeds weer op de foto met een aapje op haar hoofd. Haar man (een kleine dikke man met Spaans uiterlijk) klaagt, dat het hem steeds weer een dollar kost. Als ik naast haar loop, zeg ik:  ”He is your monkey”. “But I can not train him, to wear diapers and  sit on peoples heads”, verzucht  ze.

 

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten