dinsdag 19 februari 2013

Green Island

Dat grote grijze huis met dat grote dak en de luiken gesloten. Boven op een klif tussen twee baaien. Daar woont hij! #### Eric “slowhand” Clapton ### Er staat een grote SUV naast het huis, maar die lijkt misschien groot door de verrekijker. We varen er op een mijl afstand langs. Misschien kijkt hij wel net door een spleet in een luik en denkt: “Wat een leuk jachtje vaart daar”. En misschien ziet hij met zijn super verrekijker wel, dat het jachtje Annalena heet en denkt hij: ”Dat is een mooie naam voor in een liedje”. Anja en ik noemden onze tweede poes Layla, naar jouw mooiste nummer. We varen nu door, Eric, geniet maar van je privacy, daar boven op de klif.



We zijn na twee onrustige nachten toch Freeman Bay ontvlucht en zijn een nacht in de grote baai van Falmouth gaan liggen. Overal 4 meter diep, genoeg ruimte om je hele bak met ketting uit te gooien en uitzicht op de grote jachten met masten van 60 meter.

Van Falmouth naar Green Island is kruisen met 19 knopen wind en golven van 3 meter. Prima te doen, maar je doet er wat langer over. Door een opening in de riffen binnenvaren vanaf de oceaankant is altijd spannend. Het rif dat boven water uit steekt geeft een flinke branding. Maar dat rif loopt soms door, maar dat kan je met de zon in de rug wel goed zien. Hoge golven van achteren maken het sturen lastig. De kaarten zijn niet altijd accuraat, dus eerst varen we op zicht en als het dan klopt met de kaart varen we op de plotter en dieptemeter. Rommy roept dan: “vijf graden naar stuurboord” en ik roep dan: ‘dat kan niet, dan komen we op een rots”. Maar uiteindelijk komen we er wel.



Green Island is onbewoond en heeft meerdere kleine baaien met strandjes. Omdat het stevig waait gaan we ten westen in een baai liggen. Daar liggen we drie dagen samen met een Zwitserse catamaran. De baai ligt achter een rif waar de romp van een gestrand jacht op ligt. Dat zie je hier veel. Op ondieptes, rotsen, riffen en op het strand, overal liggen rompen van jachten. Voor ons een herinnering aan de gevaren.

Het eiland is van Mill Reef Yacht Club aan de overkant. De eerste ochtend zetten ze stoelen en parasols op een strandje. Om 11 uur komt een catamaran met een groep en gaan ze snorkelen tussen de riffen. En lunchen. Later op de dag zijn er nog twee kinderpartijtjes, dat gilt nogal. Wij worstelen ons door de struiken en cacteeën naar de noord kant van Green Island. Daar is men aan het kite surfen. Dit moet één van de mooiste plekjes ter wereld zijn om dat te doen. De wind komt van de oceaan, de golven worden gebroken door het rif. Het is lichtblauw water, er is een breed strand. En het is 30 ⁰ C.



Eigenlijk wilden we ook een dag aan die kant liggen, maar vanwege de aanhoudende harde wind zijn we in ons baaitje met de kinderpartijtjes gebleven. Met dank aan de Mill Reef Yacht Club.



De derde dag, het is een zondag, doen we bijzonder weinig. ’s Nachts had ik bedacht, dat het defect aan de bilgepomp misschien een schroefje was, dat de schoepen blokkeerde. Dus na het ontbijt lig ik op mijn buik in de zwarte olie van de bilge het pompje te demonteren. Nu werkt het weer als een trein, maar zoals zo vaak heb ik geen idee waardoor. Misschien lag de pomp gewoon niet goed op de bodem van de bilge. Ik ga daarna zwemmen om weer schoon te worden. De Zwitsers vertrekken. Ik lees Koos Tak uit en Rommy leest twee bridgeboeken. Ik bak een brood voor de lunch. Rommy snorkelt een stuk. Ik ga nog een keer te water om op te frissen (laten we het geen zwemmen noemen). Zo gaat de dag voorbij. Rommy leest veel en ik staar veel naar het water. Dan begin ik na te denken over het diner. Het wordt een roerbakschotel van aardappel, kip en sperziebonen. Met appelmoes van de C1000, die ik nog ergens vond en nog uitstekend smaakt. We eten buiten bij de ondergaande zon. Rommy wast af en zet koffie. We doen een spelletje (Rommy wint) en lezen nog wat. Af en toe ga ik naar buiten om naar de branding te luisteren. De radio speelt caribische muziek. We drinken onze laatste rum punch en gaan naar bed.





We varen naar Jolly Harbour aan de noord-west kant van Antigua. Als we Farmouth passeren is er net de start van de tall ships race. Voor de wind op de genua varen we dwars door het veld van schepen, die op de start wachten. Voor de Maltese Falcon wijken we toch maar uit. Bij een 60 voeter breekt de mast na het hijsen van het grootzeil. Maar dat horen we later in Jolly Harbour in de WestPoint bar.



We zochten naar een café met WIFI. We vonden niks in de jachthaven. De haven bestaat voornamelijk uit villa’s met eigen steiger. Dan is er aan het eind de WestPoint bar: “do you have wifi?” “yes”, “do you have beer?” “yes en ik spreek Nederlands”. George is de eigenaar van de bar. Een ex-diamanthandelaar, die 7 jaar geleden met de vastgoedmagnaat Perla meekwam, die hier veel heeft neergezet en die nu failliet is. George heeft de bar, een stuk land dat niks oplevert, een zeilboot en twee honden. Tevens is hij commodore van de zeilvereniging. Zijn vriendin is naar Nederland terug gegaan, die hield niet van zeilen.

We hebben het er over, dat de restaurants hun terrassen ver van het water hebben. Dat ze parkeerplaatsen aan de waterkant maken en de huizen erachter. Men is hier bang van water. Het ideaal is hoog te wonen. In Europa verdubbelt een huis in waarde als er een kanovijver voor ligt. George vertelt hoe zo’n resort met niet allemaal even rijke mensen functioneert.



Voordeel van deze Amerikaanse luxe is, dat er een grote supermarkt is. Het valt me tegen, dat ze het karretje niet voor je duwen, maar verder ontbreekt er niets. Een bewaker houdt de ongeschoren man met een bevlekte broek en losse veters goed in de gaten. Ik vind een pak sorelsap. Sorel is de plant met rode bloemen, die je overal ziet. Ze laten de bloembladen weken en persen er dan sap van. Smaakt naar kersen, rooibos en nootmuskaat. Heerlijk.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten