De nieuwe jachthaven van Roscoff staat nog niet op onze
kaarten. Ik heb bij Steve en Rachel een
schetsje gemaakt. We komen voor de wind op de haven af na een dag stevig
kruisen met de stroom mee. Ik ga naar de spiegel om het blad van de windpilot
uit het water te halen (het steekt te kwetsbaar uit, in de haven) en ik zie een
snelle rubberboot met acht ME’ers recht op ons af komen. Het zijn douane
mensen. Ze komen langszij en vier mannen in blauw stappen aan boord. We geven
ze een plek in de kuip en gaan door met de dingen, die we doen voor een haven:
zeil strijken, zeil bergen, landvasten aanleggen, stootwillen ophangen. Van de
schrik vergeet Rommy de grootzeilval uit de klem te halen. Ik laat één van de
mannen de klem openen, een ander laat ik de grootzeilschoot aanhalen en de baas
(de enige die Engels praat) zit aan de VHF en spreekt met de havenmeester. Zo
gaan we heel gesmeerd de haven in. De havenmeester komt ons met een rubber boot
naar een box brengen. De mannen helpen bij het aanmeren. Het aangeboden
Anlegebier wordt beleefd geweigerd.
Daarna de papieren en het doorzoeken van de boot. Maar vindt maar eens wat in
die tweehonderd kastjes en holle ruimtes. Dan moet je toch een hond meenemen,
zoals in Marokko. De baas laat me onze complete reis vertellen. Ik laat
T-shirtjes zien van de betreffende eilanden. Hij wil gewoon kunnen zien, hoe ik
me gedraag. Of het helpt, dat ik vertel dat ik een gepensioneerde flique ben? Buiten
in de kuip, vraagt hij Rommy nog een keer hetzelfde. Daarna nemen we hartelijk
afscheid. Het hele schetsje niet nodig gehad.
De mensen van de TAO, een knalgele Franse boot, komen later
langs. Ze zagen ons binnenkomen met een boot volle blauwe mannen. Ik noem ze
taoïsten, maar dat zijn ze niet. We varen al sinds Brest dezelfde route. Leuke
mensen, maar dat moet ook wel als je je boot TAO noemt.
Het moet een droom zijn voor een architect een jachthaven te
ontwerpen op zo’n mooie plek. Grote rotsen, droogvallen rotsen, de zee op de
achtergrond. Het gebruikelijke beton, glas, hout en rvs. Het had beter gekund. Morgen gaan we het
uitgebreid bekijken.
Gisteren waren we in L’Aber Wrac’H en daarvoor in Camaret
sur Mer. Beide plaatsjes met een hoog stokbrood gehalte, waar geen architect
aan te pas is gekomen. Steeds gevaren tegen de NO wind. Dat schiet niet op,
maar we hebben nog even. Het schijnt dat het in het weekend gaat draaien. Nous
verons.
Toen de boot schuin ging bij het kruisen en ik even binnen
zat met een cryptogram, zag ik water op de vloer staan. Vanochtend in Roscoff
hebben we de vloerplaten allemaal losgeschroefd en gezocht naar een lek in de
watertank (want het was gelukkig zoet water). Uiteindelijk lijkt het volgende
het geval: nu we weer in jachthavens liggen met walstroom, hebben we de
elektrische waterkraan weer in gebruik genomen. Een jaar lang deden we het met
de voetpomp. Uit een koppeling druppelt water. Niet veel, maar 24 uur
druppelen is toch een teiltje vol. En zeven dagen zijn 7 teiltjes en dat komt boven de vloer. Alles onder de vloer schoongemaakt. We gaan
weer over op de voetpomp. Zijn we
gewend.
Roscoff is mooi en toeristisch. Veel boulangers en crêperies.
De veerboot van Plymouth komt hier aan. In de jachthaven liggen veel Engelse
boten. Hier liggen en met de veerboot oversteken is goedkoper dan een
jachthaven in Engeland.
We zijn weer de enige trekkersboot. Vol met antennes, jerrycans, panelen en zonneschermen. Een beetje afgeleefd. Mensen kijken naar ons alsof we vreemd zijn. En dat zijn we ook. We spreken mensen, die het een hele onderneming vinden om hier in Bretagne te zeilen. We proberen niet op te scheppen en vertellen steeds, dat het niets voorstelt zo'n Atlantisch rondje. Maar we blijven bijzonder.
De komende week is er weinig wind. Met de getijstroom mee
gaan we elke dag een stuk verder. Morgen is het doel Trebeurden. Schijnt heel
mooi te zijn…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten