We
hebben de Atlantische Oceaan overgestoken.
Wat een eind! Als je eenmaal over de helft bent,
dan gaat het wel. Maar aanvankelijk lijkt er geen eind aan te komen.
We vertrekken op 6 dec te midden van veel andere
boten. Maar al gauw zie je elkaar niet
meer. Tegen de eerste nacht kwam er nog een groep, die ’s middags waren
vertrokken. Eén oplopende boot vroeg over de radio of ik op hem wou letten.
Want hij voer als melkmeisje. Even kreeg ik het beeld van een verklede man aan
het roer, maar hij bedoelde, dat zijn fok te loevert stond.
De volgende nacht nog een licht aan
stuurboord, maar die hadden we ’s morgens achter ons gelaten. De derde dag
vaart een grote tanker achter ons langs. Die
was keurig voor ons uitgeweken.
We zijn een dag later met het eten bezig, wahoo met gebakken aardappeltjes, als we de
twee lichten van een motorschip (de Maribella) achterop zien komen. Toch een
bewijs, dat wachtlopen zin heeft. De CPA was 4,2 nM. We hebben het schip nog op
16 opgeroepen, om nader kennis te maken, maar er kwam geen reactie. Zeker een 4
koppige bemanning van, dan kan je
klaverjassen.
De wahoo was een kleintje van 60 cm ( ze zijn
gemiddeld 1.40 m), maar zeer smakelijk. Het killen van de vis gaat inmiddels
efficiënt. Met een mes door de kieuwen in de hersens steken en ze verroeren
geen vin meer.
Daarna zien we niets meer. We varen pal West,
omdat dichter bij de evenaar veel buien te zien zijn. De wind komt uit NO tot O
en is Bft 3 tot 4. Alleen ’s nachts in squalls 6 tot 7 (en één keer 8).
Na een dag of vijf ontstaat er een zekere
routine. Eerst een brood bakken. Na het ontbijt een controlerondje over het
schip. Ook verwijder ik dan de vliegende vissen, die op het dek zijn beland. Daarna kijken we naar de zeilvoering (’s nachts
hebben we weinig op staan), we zetten de genaker met een boom op en gaan zo
nodig over de andere boeg.
Als de zon nog lekker warm is, is het tijd
voor de wasbeurt. Een emmer zeewater, een badspons en schuim om je te wassen.
De emmer gooi je over je heen om je af te spoelen en dan afspuiten met Gardena
plantenspuit met zoet water. Om vier uur drinken we een pilsje en om vijf uur
een glas wijn. De wijn was eerst bij het eten, maar je hebt geen hand meer over
om het glas vast te houden bij al dat geslinger.
Dik en Ineke gaven ons bij het vertrek een
fles mee “te openen op of nabij 35W en 10 N”. Op de 4e dag, om ca 18
h waren we op 15 16 N en 35 00 W .(Eerst de breedte, dan de lengte, Dik) Wat
noordelijker dan Dik ons had gedacht. De Zuidam jenever smaakte uitstekend,
maar met het oog op de nachtelijk wachten zullen we er elke dag maar één nemen.
De golven zijn soms enorm. Als er één van 4
meter achterop komt, denk je dat die massa over je heen zal storten, maar voor
dat de golf de spiegel bereikt gaat de boot rustig omhoog en glijdt de golf
onder de boot door. Soms staat er een kruiszee, dan komen de golven uit 2
richtingen, dan hou je het niet droog. Probleem is ook golven bij weinig wind,
de zeilen gaan dan klapperen en de boot gaat schommelen. Bij heel veel wind,
met de zeilen over één kant, gaat de boot bij het afvaren van de hoge golven zo
veel oploeven, dat de stuurautomaat de boot niet meer terug krijgt op de voor-de-
windse koers.
De
vijfde nacht was dat laatste het geval. Bij vlagen van 27 Kts loefde de boot
snel op en soms was er een schuiver naar de andere kant, waardoor het zeil
omknalde. Een tweede rif zetten was het beste, maar in het donker met die
enorme golven leek dat ook niet zo
aantrekkelijk. We besloten met de hand de boot voor de wind te houden. Vijf uur
staren naar een kompas. Een paar keer reageerden we te laat en klapte het zeil
om of schoten we richting wind. In de
ochtend haalden we het zeil naar beneden en voeren we achter een kleine fok
heerlijk rustig verder. De schade was een zeillat die naar beneden kwam (in de
boot vlak voor mijn voeten, dank je Nico) en een kapotte rodkicker (ophouder).
Beide dingetjes hebben we ’s middags
gerepareerd. Ondertussen waren we de 40e
lengtegraad gepasseerd, we waren halverwege! Daar hadden we een fles champagne
voor koud staan.
De champagne en knabbeltjes smaakten goed en
we zitten nog een tijdje te kletsen. “Het
is weer eens tijd om eens naar voren te
kijken”, zeg ik en ga staan om over de buiskap te kijken. Op 200 m links voor
ons ligt een zeiljacht voor top en takel. Zes dagen niets gezien en dan let je
even niet op en heb je bijna een
aanvaring. De andere boot riep ons inmiddels op. Het was het Nederlandse jacht
de Mero. We hadden samen in La Gomera en Mindelo gelegen en geregeld contact
gehad. Leuke mensen, aardige kinderen. Ze waren bezig met een gebroken aandrijfriem
van de stuurautomaat. Het was raar om ze midden op de oceaan achter te laten,
maar we konden niets voor ze doen. Misschien hadden we ter morele steun een
tijdje naast ze moeten gaan liggen. Sorry Koen.
Daarna gaat het voor de wind. Overdag meestal
op de genaker en ’s nachts op de genua. We beginnen af te tellen: nog 854 mijl
(15 dec), nog 736 mijl (16 dec), nog 620 mijl (17 dec), nog 537 mijl (18 dec),
nog 420 mijl (19 dec), nog 295 mijl (20 dec), nog 209 mijl (21 dec), nog 106
mijl ( 22 dec).
Elke dag: brood bakken, zeilen zetten,
controlerondje, klusjes, vissen, in de zon zitten, staren naar de zee, koken,
afwassen, eten, dutjes doen en veel lezen.
Gevangen: 2 makrelen, 1 tonijn, 2 wahoo’s en
een gouddorade.
Gezien: 1 tanker, 2 vrachtboten, 1 Braziliaanse
tweemaster, de Mero.
Dinsdag 18 dec is een dag met veel regenbuien.
We bespreken, hoe zo’n bui in elkaar steekt. Luchtdruk, wind, verplaatsing en
neerslag. We putten daarbij uit, wat Henk Wever ons in de lessen Meteo heeft
bijgebracht. Dan hoor ik geblaas een paar meter naast de boot en Rommy slaakte
een kreet. Eerst lijkt het een dolfijn,een grijze rug, maar dan blijkt het wel heel erg lang. Walvissen…...! Eén walvis blijft 5
minuten naast ons, vlak onder water meezwemmen. Je kon zien, dat hij net zo groot
als onze boot was. Dan schiet hij naar voren en is verdwenen. De anderen vertrekken
korte tijd later. Prachtig en een beetje beangstigend. Hoe het zat met die
buien zijn we totaal vergeten.
Bij zonsopgang op 23 dec, we zien inmiddels
meer scheepvaart langs komen, varen we langs de kust van Suriname. Om 08.30
strijken we de genua en stomen we op de
motor de monding van de Surinamerivier binnen. De betonning van de aanloopgeul
komt ons bekend voor, ze lijken van onze Rijks Waterstaat afkomstig. De
Waltzing Mathilda kwam meer uit het Noorden en was gelijk met ons in de monding.
Zij gaan voor het Torarica Hotel ankeren, wij gaan door naar het dorpje
Domburg. Bij Domburg staat een mannetje op de wal te zwaaien en te roepen. Het
is Raoul, ze zagen ons op de rivier varen vanuit de auto. Zij liggen 3 mijl
verder bij het kleine resort Waterland. Dan gaan wij ook daar heen.
Kleine vleermuizen vliegen de kajuit in en uit
als we later in het donker in de kuip
met Irma en Raoul de aankomst champagne drinken. Bij het slapen gaan sluiten we
de tussendeur en laten de achtercabine aan de vleermuizen. Op een bed dat niet
beweegt, luisterend naar de oerwoudgeluiden vallen we uitgeput en voldaan in
slaap.
Gelukkig is het met de Mero allemaal goedgekomen, Mindelo (Cabo Verde) - Charlotteville, Tobago hebben we in 17 dagen gedaan, gelukkig hadden we de windvaan nog.
BeantwoordenVerwijderenEn die morele steun, hebben we evengoed gevoeld!
proost op ons beider goede oversteek.
Coen, Jasmin, Rik (opstapper), Mette, Mats en Jule (www.sy-mero.blogspot.com)