Ik kijk in het rond. De Chesapeake Bay in de zon,
aan bakboord een streep land. Verder geen schepen of bakens. Dertig seconden
later varen we in dichte mist. Het zicht is 30 meter. Goed dat ik net gekeken heb.
We houden uitkijk, gereed om het stuurwiel een hengst te geven als er een schip
op ons af komt. Wat, als dat schip ook een hengst geeft in dezelfde richting?
Beter vol achteruit slaan? Beter de scheepstoeter erbij halen voor een
waarschuwingssignaal? En dan heb je hier nog een aantal fishhavens, daar
helpt een toeter niks.
Na een uur is de mist weg en varen we verder naar de Patomac River. Op de hoek is een ingang naar de Little Wicomico River. Voorzichtig gaan we over een zandbank van 1 ½ meter. Bij de ingang van toegangskanaal gaat het water stevig te keer, we stampen er doorheen. In het kanaal is het op plekken 1,2 meter. Dan zijn we binnen en liggen we beschut voor de stormachtige wind van de komende dagen.
Uitgezwaaid door Greta en Garry vertrokken we drie dagen
eerder uit Norfolk. Het was een leuke tijd, mooie dingen gezien, de rodkicker
en de computer gerepareerd. En een nieuwe Lofrans windlass geinstalleerd,
uiteindelijk met een passende schijf
We varen weer langs de lange rij oorlogsschepen. Als je hier mensen spreekt oer een mogelijke atoomoorlog met Rusland, dan is men gelaten: They hit us first, we will be gone in a second.
Twee avonden ouderwets bier gedronken, zoals je dat als
cruiser hoort te doen. Met 2 Engelsen
dronken we diverse Caribische bieren en omdat we geen decaf voor ze
hadden, maakten we de Johnny Walker op. Met 2 Noren dronken we öl uit St
Maarten, dat was dus Heineken. Heel gezellig beide keren. En
cruisers moeten het hebben van de informatie die ze aan elkaar doorgeven.
We ankerden in Deltaville, een overzomeringsplaats
voor cruisers. Met veel boatyards en faciliteiten. We hoopten onze problemen met
de VHF remote microfoon en de Pactor modem op te lossen, maar helaas had
niemand er verstand van. Het SSB gebeuren is hier compleet verdrongen door de Irridium.
De WestMarine had de microfoon niet op voorraad. We gaan nog een nieuwe
versie van Airmail installeren, misschien dat dat helpt.
Als je bij de voorgaande alinea dacht: waar gaat dit over?
Is niet erg. Even goede vrienden. Maar stel je plan om met een bootje de oceaan
over te steken nog even uit.
De wind is bij vlagen 25 knopen. Eén keer gaat het anker
krabben en belanden aan de overkant van de Wimico. Er zit wat gras aan het
opgehaalde anker. Het anker heeft zich door het gras niet opnieuw ingegraven.
Daarna liggen we als een huis, als je dat van een boot kan zeggen.
Nog zo’n interessant technisch verhaal: de zoutwater
voetpomp werkte niet. En een zoutwater kraan is nodig om zoet water te sparen.
De afwas eerst afspoelen met zout en op het laatst zoet gebruiken. Enfin, een nieuwe
pomp gemonteerd en nog steeds geen water. Dan haal ik de zeefjes uit de uitgang
van de kraan en het water spuit er uit. Het is een gewone drinkwaterkraan voor schoon
water. Het zeewater neemt echter van alles mee en dat verstopte de zeefjes.
Voor niks een nieuwe pomp gekocht. Maar het is een fout die iedereen zou maken.
Zelfs mensen die slimmer
zijn dan ik, maar dat zijn er niet veel.
Het weer is
hier heel simpel. Bij noordenwind is het steenkoud en bij zuidenwind is het
lekker warm. Als weerman kun je hier de hele middag je gras maaien. Nu blijft de
harde noordenwind met vlagen blijft aanhouden, dus moeten we 2 dagen op de
Wimico blijven. We doen de laatste niet echt noodzakelijke klussen en ik
begin met koken uit blik te improviseren. Het voelt alsof ik op de hospice
kook. Kijken wat je hebt en daar is moois van maken.
De ankerplek
heeft nauwelijks GSM bereik, de huizen langs de kant hebben allemaal een
wachtwoord op hun wifi, dus maken we volop gebruik van de Irridium. We
halen prachtige gekleurde weerkaarten op. Alleen kloppen die niet erg. Morgen
zou het beter zijn, voor de stroom op de Potamac moeten we vroeg weg,
maar dan is het wel laagwater. Misschien lopen we vast in de doorgang en
wachten dan tot het water rijst.
Om kwart
voor zes in de morgen zegt Rommy: als we snel gaan hebben we nog halftij in de
geul. Kleren aan, motor starten, anker lichten en om zes uur varen we. De geul
is nog goed bevaarbaar. Buiten stampen we recht tegen de wind in. Later wordt
het rustiger.
We steken de
rivier over en lopen binnen bij Cobb Island. Volgens onze twee
gidsboeken zou hier diesel te tanken zijn. De ene doet het al jaren niet meer
de andere moet gerepareerd worden. De eigenaar van het eerste fueldock biedt
ons een ligplaats voor $ 1,00 per voet als we ook in zijn restaurant komen eten. We bekijken zijn
prijslijst, alles boven de 20 dollar. Dus gaan we midden in de rivier ankeren.
Maar een roept ons van de jachthaven aan de andere oever. Kom hier maar liggen.
Voor niks. Die beslissing is snel genomen. De man blijkt Pierre te zijn,
getogen in Quebec. Zijn frans is nog perfect, het onze niet.
We lopen Cobb
Island rond en eten in de Scuttlebutt een soort dorpscafé met harde hardrock muziek en goede burgers. Alles onder de 10 dollar.
De niveau meter van de dieseltank staat op 1/2, maar ik heb de tankzender in onlangs gerepareerd en we zijn er niet zeker van. Pierre brengt me in zijn pickup naar een tankstation 12 mijl verderop. Onderweg vertelt hij me zijn levensverhaal. Als jongen uit Canada komen liften, Engels geleerd, constructiewerk gedaan, firma opgericht, rijk geworden, alles weer kwijt geraakt, op de noordpool gewerkt. Doet nu klussen. Hij heeft zijn uurtarief verdrievoudigd en nog heeft hij het heel druk. Alles contant natuurlijk.
Ook de eigenaar van de jachthaven ontmoet. Oude hippie, lang haar, grijze baard, Harley Davdson shirt. Bezit ook de 2 restaurants en is net zo royaal als Pierre.
We kunnen nu gerust verder naar Washington vaten. Lekker zonnetje, zwak noordenwindje, te zwak om het zeil er bij te zetten.
Dit blog is
voor Rolf.
Alle foto's zijn van Cobb Island
Het was toch wel een beetje dom om niet aan de zeefjes in de kraan te denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten