Basseterre: de
viswedstrijd is uitgesteld vanwege de ruwe zee. Het is Labour Day en op de
radio gaat het er nog dagen over, dat de Labour Party deze dag heeft ingepikt.
Vroeger was het een Mei-feest voor het hele gezin. Dan is er op internet nog de
foto van een naakte juffrouw in de uniformjas van de Hoofdcommisaris van
Politie. En de headlines van de kranten gaan over het legalizeren van Canabis.
De gouverneur is fallikant tegen met: als je ziet dat jongeren met een stickie
de dominee niet meer groeten, wat zal het worden als iedereen het kan
verkrijgen. Zo’n argument zet je toch aan het denken.
St Kitts is heel goed. De
oude suikerplantages, het oude fort en de stad zijn mooi en de mensen zijn heel
prettig. Iedereen maakt graag een praatje, ze willen alles van je weten en ze
vertellen alles over zichzelf en de familie. Grappen en ouwehoeren is standaard.
Ik zag een agent een al grappend een bekeuring uitschrijven. Hoewel St Kitts in
het huricane gebied ligt, kan je de boot bij Sandy Point op het land zetten. Ze
maken een kuil voor je kiel en de boten staan zover van elkaar, dat geen
dominoeffect mogelijk is. Ze verdienen aan de cruiseschepen en de resorts op de
zuidpunt. In de dienstverlening doen Indiers het werk, alleen de
taxi-chauffeurs zijn van St Kitts en die lullen dus onafgebroken. De duikschool
met een grote boot naast ons wordt gerund door een Schot, een Engelsman, een
Duitser en een Ier. Ze vertrekken elke ochtend met een volle boot. De
dockmaster is van St Kitts, hij beantwoord de radio nooit, maar als je hem
later spreekt heeft hij alle tijd. How long are you
going to stay? Forever, zeg ik. Hij
loopt lachend door.
Philip en Claire, onze
buren, hebben hun paspoorten moeten
inleveren. Ze hadden begrepen dat in- en uit-klaren in één keer op de vertrekdag
kon. Dus niet. We zullen niet weten, hoe het afloopt want wij vertrekken wel
(met een uitklaring) en kunnen alleen maar naar ze zwaaien..
In een dag en een nacht varen
we naar Martinique. Omdat we ‘s avonds laat nog ver voor de kust bij St Pierre
zitten, gaan we door naar de hoofdstad Fort de France. Het is de 4e
keer, dat we daar komen. Het lijkt een tropische buitenwijk van Parijs.
Goedkope zaken en dure zaken, een bibliotheek en een kerk van Gustav Eifel, en
groot fort, heel veel havens en Franse cultuur (ieder voor zich en lekkere
kaasjes).
Het eind van de tocht was
niet gemakkelijk. Toen we motor starten om dichter bij de kust te komen kwam er
geen koelwater. In een heftig schommelend boot vond ik na een uur het probleem:
de schijf van de v-snaar, die de koelwaterpomp aandrijft slipte. De schijf zit
met een rechthoekige uitsparing op de as, de uitsparing was helemaal
weggesleten. Toen liep de moter weer. Kort: weer geen koelwater. Ik vervang de
slang van de pomp naar de motor, daar zit veel locktite tussen die door de
hitte is verbrokkeld. En dan loopt de motor weer lekker met veel koelwater. Kort.
Doodvermoeid, het slingeren, de hitte van de motor, zoek ik naar het probleem.
Ik haal de pomp er weer af. De impeller ziet er nog heel goed uit. En dan zie
ik ineens dat de impeller niet met de as meedraait. Het bronzen busje is
waarschijnlijk door de hitte van het draaien zonder water los van het rubber van
de impeller gekomen. Een nieuwe impeller met een spie gaat er lastig in, zeker
in een schommelende boot. En dan brengt de motor ons in 4 uur naar Fort de
France , waar om 4 uur ’s nachts in een regenbui ankeren. Als we de volgende
ochtend zien hoe we liggen, zijn we heel tevreden.
Ik had wel een moment,
dat ik dacht dat ik te oud ben voor deze toestanden. Maar dat moment is al lang
weer voorbij, ik schat dat we het nog wel 5 jaar volhouden.
Fransen staan altijd te
mopperen in de douane en immigratiekantoren. Ze mopperen trouwens altijd en met
een racistische ondertoon. Maar op een Frans eiland kan je in een winkel of een
café zelf op een computer gratis inklaren. De computer in de winkel in Fort de
France ligt er vandaag uit, we besluiten om morgen aan te komen. Dat lijkt de
winkelier ook een goed idee. We kennen Fort de France goed. Om onze stijve
spieren te verwennen lopen we nog een keer omhoog naar de kapel met de
kruisgang. Weer beneden kopen we bij de Carrefour kaasjes, worst en Leffe Blond. In Rotterdam is
het normaal Leffe Blond te kopen, voor ons is het een bijzondere
traktatie.
Wat ik bedoel is: 3 keer ’s
nachts een uur aan de motor sleutelen in een stampende zee, in een regenbui
ankeren, 2 nachten maar 4 uur slapen en als de koning zo blij zijn met een
Leffe. Dat bis ons leven. Jullie hebben het maar goed: douche, krantje, auto,
Albert Heyn, eindje fietsen, de camping en de geraniums water geven. Dit hier
is echt niks, dat is wel duidelijk. Maar ja, we zitten hier eenmaal en dan moet
je doorgaan.
Achter een Engelse boot
zien we dezelfde dinghy die wij hebben. Ook bezig uit elkaar te vallen. Ik ga
even langs en we kunnen er heerlijk over mopperen. Alison en Miles komen uit
Whitby en varen hier al 5 jaar rond. Ze geven nuttige informatie over St
Vincent en Grenada. Colombia moeten we zeker doen. Iemand is met de dinghy
terug naar de winkel gegaan en kreeg een nieuwe, maar die begon ook na een week
uit elkaar te vallen.
Naast ons ligt een mooie
Chesapeak Schooner, we kennen die boten van onze vrienden in Annapolis. Rommy
zegt, daar zouden we op kunnen wonen. Ik ga er even heen om mijn complimenten
te maken, ze leven al 27 jaar op die boot: Antillen, Pacific, Zuid-Amerika. De
boot is nu te koop. We gaan er wel even naar kijken.
In de winkelstraat zit
Remini onder een parasol vogels en asbakken van kokosnoot te snijden. Hij maakt
voor ons een maskertje. Met het oog op haar verjaardag kopen we voor Rommy een
Caribische broek met geplooide blouse. Misschien kunnen we de 15e in
een goed restaurant eten. Met de broek bedoel ik.
Het zijn nog 3 dagtochten
naar de zuidkant van St Vincent, daar komt Jori aan boord. Morgen de 1e
etappe naar St Lucia. Een onveilig eiland, maar in het Noorden is een goede
baai.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten