zondag 24 november 2019

Belize


Nergens een boot te zien. We zijn de laatsten die met dit hoogwater de zandbank in de riviermonding over zijn gegaan. Over 2 weken met springtij zullen er meer zijn. De Zanzibar, de Pimentao en de Evy, allemaal  Nederlandstaligen waarmee we dagelijks in het zwembad lagen. De Evy van Leo steekt 2 meter en moet door een sleepboot zijwaarts over de bank worden getrokken. Springtij geeft trouwens maar   15  cm meer water.



Nu hebben we de zee voor ons alleen. Matige wind uit het zuidwesten. Prachtig en een beetje angstig, het is allemaalo weer nieuw. In een rechte lijn stevenen we op Punta Gorda af (koers 355) om daar in te klaren. Inklaren in Big Creek met de tocht in de Hokey Pokey watertaxi is een belevenis, maar kost een dag en veel geld. In Punta Gorda is alles in één gebouw en zijn er geen opslagen zonder bonnetje.

Dichterbij zien we twee docks, afgaande op de beschrijving in de gids moeten we de rechter hebben. We ankeren en ik ga met de papieren aan land. We hadden toch het andere dock moeten hebben. In de hitte loop ik het stadje door en meld me bij Immigration. Where is your wife? Every crewmember has to present himself. Terug. Twee uur later hebben we samen 12 formulieren ingevuld (met vragen over firearms, stowaways en alles eetbare) en een sim-kaart gehaald. Op de telefoon zien we, dat de wind zwak blijft, dus we blijven voor de nacht liggen.



Het is hier anders dan in Guatemala. Het lijkt meer op een Oost-Caribisch eiland. Heel gemengde bevolking, Engelde kolonie, betere huizen, grotere auto’s en erg laidback. En veel duurder. Maar met het op één na grootste barrier-reef van de wereld. Honderden rif eilandjes met mangroven, stranden en palmen. Prachtig duiken en snorkelen. Hoger in de bergen nog mooie Maya sites. Aan de kust en op eilandjes zijn ook Maya overblijfselen, maar die zijn afgesloten. Ze zijn niet bootvriendelijk, overal vragen ze geld voor. De meeste boten zijn Amerikaanse charters en die mensen betalen alles wat men vraagt. 



Het stadje aan de Rio was altijd druk en vol met vrachtauto’s, tuc-tucs en motoren. De mensen wurmden zich tussen de vrachtauto’s en de stalletjes door. De telefoonwinkels hebben grote boxen met keiharde muziek. Zowel TIGO als CLARO hebben meerder winkels. Elke vijf meter loop je tegen een straatventer aan: telefoonhoesjes, hangmatten, T-shirts, nootjes, vruchten. Kleine kinderen verkopen cocosnoten. De helft van de gezinnen leeft in armoede, ze doen alles om aan een paar Quetsales te komen.



Hier in Belize is het rustig op straat, af en toe een 4-wheel drive. Veel Amerikanen hebben hier een huis. De Chinese supermarkt heeft meer dan de Dispenza in de Rio, maar de hardware store kan niet op tegen Lorene. Om de paar dagen is er een cruiseschip, dus er zijn eindeloos veel houitsnijwerk en tassen stalletjes. Allemaal hier gemaakt. Veel mooie dingen. 



Leuk om weer in Placencia te zijn. Vorige keer was het heet en uitgestorven, nu is er een verkoelende wind en lopen er meer toeristen. Men spreekt hier Engels en Spaans. Ze zijn verrast als we Spaans praten. Nou ja, een soort Spaans. 




Van Placencia gaan we in drie ettapes naar Cucumber Beach Marina bij Belize City om daar Jori en Steef op te pikken.




De laatste ankerplaats is bij Robinson Island. Zeven mijl van Cucumber Marina. Heel mooi en van alle kanten beschut. We ruimen op en maken schoon schip. De achtercabine dient normaal als opslagplek, het is een hele kunst alles weg te stouwen. Na het werk nemen we een verfrissende duik in de Caribische Zee. Nou ja, we dalen voorzichtig het zwemtrapje af.

’s Morgens om 6 uur is een groep dolfijnen naast de boot aan het vissen. Het lijkt wel of ze af en toe met elkaar stoeien. De kleintjes maken sprongen uit het water. Een mooie manier om de dag te beginnen. En het wordt nog mooier als de kleine zwart-witte vogeltjes op het voordek gaan zitten te tjilpen.



Het leven is mooi.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten