donderdag 28 februari 2013
zondag 24 februari 2013
Honderdste blog
Ter gelegenheid van de honderdste blog volgt hier de top 12
van onze reis tot nu toe. We zijn op de helft en we genieten elke dag, maar
soms is het wel héél indrukwekkend. In chronologische volgorde.
La Coruna
De aankomst van de eerste oversteek, een mooie stad en er
was tot onze verassing een tall ships evenement. We zagen de Europa en de
Uranius.
Cassablanca
Een beetje zoals in de film en een beetje Amsterdam. Overal
aardige mensen.
Essaouira
Heel exotisch. De haven was een ramp, maar de medina was de
mooiste, die we gezien hebben.
La Graciosa
Voor het eerst het Caribische gevoel. Met een groep leuke
mensen, die we gelukkig de verdere reis steeds weer ontmoeten.
Santa Cruz
Een verassing, prachtige architectuur, een culturele stad met
Laguna (de universiteitsstad) aan het eind van de metrolijn
Lanzarotte
Het vulkaanpark. Bizar eindeloos buitenaards landschap.
Mindélo
Portugees/Afrikaans. Mooie muziek, lekker eten en relaxte
mensen.
St Antao
Prachtige wandeling van 5 uur in de natuur, vanaf de
vulkaanrand, langs een rivier, tot op het strand.
De oversteek
De eindeloze leegte, je taken doen en tonijnen vangen. En
ook de spanning.
Paramaribo
Veelkleurig knallend feest, lekker eten en Parbo drinken.
Allemaal opgewekte mensen. Ook leuk om weer met bekende Nederlandse trekkers
bij elkaar te zijn.
Tobago
Nog niet toeristisch, mooie stranden. Hier begint de reggae.
Jori en Wijnand weten nu wat we meemaken.
Dominica
Met als hoogtepunt het zwemmen in de piratengrot. Het regenwoud.
Het creoolse eten.
De top 12 net niet gehaald: Lissabon, Ayamonte, Tobago Cays,
The Saints, Roseau, La Marinas, Cammaret, Mohammedia, Agadir, Bequai, Porto en
de Golf van Biskaje.
Het was ook leuk om in sluis van Bruinisse op de vraag “waar
gaat u heen” ,te antwoorden “de Bahama’s”. Fantastisch was ook, dat er zo veel
mensen waren bij ons vertrek. En gelukkig, dat de motor het drie dagen later
weer deed.
Nevis en St Kitts
Er is wind van 25 knopen voorspeld, dus blijven we nog een
dag in de baai voor Jolly Harbour. Het is amper 2,5 meter diep en we hebben 20
meter ketting uit. De deining duwt de boot naar voren en de windvlagen naar
achteren. De ketting vangt alles op.
Om 11 uur sjokken we met twee Britten en zes Amerikanen naar een busje op de parkeerplaats. Leroy (62) is onze chaufeur en gids. De Amerikanen vragen bij het wegrijden om “fresh air”, daarmee bedoelen ze, dat de raampjes dicht moeten en de airco aan. Leroy is de slechtste gids, die we hebben meegemaakt. Als we in een dorp binnen rijden, roept hij: “welcome to Blue Harbour”. Even later zegt hij nog een keer: “Blue Harbour”. In het begin verwachtte ik dan wat informatie over Blue Harbour, maar hij zegt verder niks. Verder wijst hij alle kerken, scholen en politiebureau’s aan. Nou is er elke honderd meter wel een kerk, dus hij is er druk mee. Catholic, Presbyterian, Lutherian, Adventists, Pentacost, Morivian, Jehova. Ook wijst hij op kerken in aanbouw en ruïnes van kerken. Politiebureau’s zijn er niet zoveel en die zijn steeds lichtblauw gekleurd, dus die zien we aankomen. We zien ook een oude sugar mill, een prachtig landgoed, een stukje regenwoud en verschillende uitzichtpunten. Bij de uitzichtpunten weer de souvenirstalletjes en de aapjes. Het zijn kleine lieve aapjes, door de plantage eigenaren meegenomen als huisdier. Leven nu in het wild. Een Amerikaanse vrouw uit ons busje is gek op de aapjes en wil steeds weer op de foto met een aapje op haar hoofd. Haar man (een kleine dikke man met Spaans uiterlijk) klaagt, dat het hem steeds weer een dollar kost. Als ik naast haar loop, zeg ik: ”He is your monkey”. “But I can not train him, to wear diapers and sit on peoples heads”, verzucht ze.
We gaan met een minibusje naar St John, de hoofdstad van
Antigua. Dat kost EC$ 3,00 per persoon. Als je bij de volgende halte wilt
uitstappen, roep je “busstop”. Een nadeel is, dat ze pas vertrekken wanneer de
bus vol is. Maar we zijn niet meer zo gehaast. We kletsen wat en op een gegeven
moment gaat de bus rijden. Uit het open raampje zien we een weiland met koeien en
bij elke koe staat een kleine witte reiger. Elke koe heeft één reiger. We vroegen ons wel af, wat die
reiger daar deed. Misschien geloven reigers, dat ze als koe zullen reïncarneren en
lopen ze stage. “Kijk zo pak je het gras met je tong”. Een betere verklaring
kan ík niet bedenken.
Aan de kade van St John liggen drie enorme cruiseschepen.
Grenzend aan die kade is een gebied van restaurants en winkeltjes. Toeristische
namaak voor Amerikanen. Projectontwikkelaars-kitch. Als mensen, die alleen maar
in geld denken het beslissen krijg je deze troep.
We lopen de stad in. Een drukke rommelige caribische stad.
Enkele mooie oude gebouwen. Het museum laat veel slavernij en suikerproductie
zien. Verder een groot beeld van sir Vivian Richards, die u als cricket
liefhebber natuurlijk wel kent. Een kaart met alle schepen, die hier op het rif
zijn gestrand stemt minder vrolijk. We lopen Longstreet omhoog naar de kathedraal,
maar die wordt gerestaureerd en dat zal nog wel even duren. Terug naar het
station van de minibussen. We nemen plaats in een busje. Het busje loopt
langzaam vol. Dan zie ik Frank van de Amzer Zo langs lopen. Ik ga de bus uit,
hen achterna. “I see an old friend”, roep ik tegen de chauffeur. “We will wait”
is het antwoord. Ze liggen in English Harbour en het gaat goed met ze.
Om 7.45 uur vertrekken we naar Nevis. Westelijk van Antigua
ligt een rij van 5 vulkanische eilanden met bergen, waarvan de top in wolken is gehuld. Monserat, waar in het zuiden een
vulkaan actief is. Redonda, het
koninkrijk met zeer merkwaardige koningen. Nevis
en St Kitts, zijn één land, maar een
Britse invasie moest een oorlog tussen hen voorkomen. Statia, oftewel de Nederlandse gemeente St Eustatius en Saba. Met windkracht 6 van
achteren zijn we om 16 uur voor Charlestown, de hoofdstad van
Nevis. Nevis vormt met St Kitts een onafhankelijke staat, dus wacht ons weer de
gang naar customs, immigration, port authority en nogmaals customs. Een half
later en US$ 70,00 armer staan we weer
buiten. Nou dan gaan we er goed van genieten. Het Nelson museum biedt wat teksten en plaatjes over
Nelson. De plaatjes hangen scheef aan spijkers. Maar we weten nu van de Nelson touch.
Dan voor anker bij St Kitts. Er steekt een lange pier in zee
voor cruiseschepen, maar vandaag ligt er geen. De volgende ochtend hoor ik de
schroeven van grote schepen, uit het raam zie ik twee cruiseschepen in
aantocht. Als we om 10 uur aan land gaan zien we honderden mensen de
cruiseschepenpier aflopen. Achter de pier is een soort Bataviastad. Gebouwen in
caribische stijl met dutyfree winkels. T-shirts, horloges, juwelen en
souvenirs. Op het centrale plein schiet men de cruisegasten aan: taxiritten
naar het strand, excursies op het eiland en foto’s met een aapje op je hoofd of
schouder. De aapjes dragen kleine
pamper-luiers. Het is erger dan St John.

Achter deze Bataviastad
ligt een leuke caribische stad met een paar mooie gebouwen en een
cricketstadion.
We boeken voor een excursie. We drinken wat op het terras
van de gokhal. Rommy leest de mail op de Galaxy. Ik slenter wat rond. Een man
vraagt of ik een taxi naar het strand wil. Nou, dat geeft een gepensioneerde
trainer gesprekstechniek, die op een praatje uit is, genoeg aangrijpingspunten. Even later hebben we het over Amersfoort (toch wel één van mijn favouriete gespreksonderwerpen), zijn dochter woont er. Hij is er twee keer
geweest en hij vind het centrum en de bossen rondom wel mooi.Om 11 uur sjokken we met twee Britten en zes Amerikanen naar een busje op de parkeerplaats. Leroy (62) is onze chaufeur en gids. De Amerikanen vragen bij het wegrijden om “fresh air”, daarmee bedoelen ze, dat de raampjes dicht moeten en de airco aan. Leroy is de slechtste gids, die we hebben meegemaakt. Als we in een dorp binnen rijden, roept hij: “welcome to Blue Harbour”. Even later zegt hij nog een keer: “Blue Harbour”. In het begin verwachtte ik dan wat informatie over Blue Harbour, maar hij zegt verder niks. Verder wijst hij alle kerken, scholen en politiebureau’s aan. Nou is er elke honderd meter wel een kerk, dus hij is er druk mee. Catholic, Presbyterian, Lutherian, Adventists, Pentacost, Morivian, Jehova. Ook wijst hij op kerken in aanbouw en ruïnes van kerken. Politiebureau’s zijn er niet zoveel en die zijn steeds lichtblauw gekleurd, dus die zien we aankomen. We zien ook een oude sugar mill, een prachtig landgoed, een stukje regenwoud en verschillende uitzichtpunten. Bij de uitzichtpunten weer de souvenirstalletjes en de aapjes. Het zijn kleine lieve aapjes, door de plantage eigenaren meegenomen als huisdier. Leven nu in het wild. Een Amerikaanse vrouw uit ons busje is gek op de aapjes en wil steeds weer op de foto met een aapje op haar hoofd. Haar man (een kleine dikke man met Spaans uiterlijk) klaagt, dat het hem steeds weer een dollar kost. Als ik naast haar loop, zeg ik: ”He is your monkey”. “But I can not train him, to wear diapers and sit on peoples heads”, verzucht ze.
dinsdag 19 februari 2013
Green Island
Dat grote grijze huis met dat grote dak en de luiken gesloten. Boven op een klif tussen twee baaien. Daar woont hij! #### Eric “slowhand” Clapton ### Er staat een grote SUV naast het huis, maar die lijkt misschien groot door de verrekijker. We varen er op een mijl afstand langs. Misschien kijkt hij wel net door een spleet in een luik en denkt: “Wat een leuk jachtje vaart daar”. En misschien ziet hij met zijn super verrekijker wel, dat het jachtje Annalena heet en denkt hij: ”Dat is een mooie naam voor in een liedje”. Anja en ik noemden onze tweede poes Layla, naar jouw mooiste nummer. We varen nu door, Eric, geniet maar van je privacy, daar boven op de klif.
We zijn na twee onrustige nachten toch Freeman Bay ontvlucht en zijn een nacht in de grote baai van Falmouth gaan liggen. Overal 4 meter diep, genoeg ruimte om je hele bak met ketting uit te gooien en uitzicht op de grote jachten met masten van 60 meter.
Van Falmouth naar Green Island is kruisen met 19 knopen wind en golven van 3 meter. Prima te doen, maar je doet er wat langer over. Door een opening in de riffen binnenvaren vanaf de oceaankant is altijd spannend. Het rif dat boven water uit steekt geeft een flinke branding. Maar dat rif loopt soms door, maar dat kan je met de zon in de rug wel goed zien. Hoge golven van achteren maken het sturen lastig. De kaarten zijn niet altijd accuraat, dus eerst varen we op zicht en als het dan klopt met de kaart varen we op de plotter en dieptemeter. Rommy roept dan: “vijf graden naar stuurboord” en ik roep dan: ‘dat kan niet, dan komen we op een rots”. Maar uiteindelijk komen we er wel.
Green Island is onbewoond en heeft meerdere kleine baaien met strandjes. Omdat het stevig waait gaan we ten westen in een baai liggen. Daar liggen we drie dagen samen met een Zwitserse catamaran. De baai ligt achter een rif waar de romp van een gestrand jacht op ligt. Dat zie je hier veel. Op ondieptes, rotsen, riffen en op het strand, overal liggen rompen van jachten. Voor ons een herinnering aan de gevaren.
Het eiland is van Mill Reef Yacht Club aan de overkant. De eerste ochtend zetten ze stoelen en parasols op een strandje. Om 11 uur komt een catamaran met een groep en gaan ze snorkelen tussen de riffen. En lunchen. Later op de dag zijn er nog twee kinderpartijtjes, dat gilt nogal. Wij worstelen ons door de struiken en cacteeën naar de noord kant van Green Island. Daar is men aan het kite surfen. Dit moet één van de mooiste plekjes ter wereld zijn om dat te doen. De wind komt van de oceaan, de golven worden gebroken door het rif. Het is lichtblauw water, er is een breed strand. En het is 30 ⁰ C.
Eigenlijk wilden we ook een dag aan die kant liggen, maar vanwege de aanhoudende harde wind zijn we in ons baaitje met de kinderpartijtjes gebleven. Met dank aan de Mill Reef Yacht Club.
De derde dag, het is een zondag, doen we bijzonder weinig. ’s Nachts had ik bedacht, dat het defect aan de bilgepomp misschien een schroefje was, dat de schoepen blokkeerde. Dus na het ontbijt lig ik op mijn buik in de zwarte olie van de bilge het pompje te demonteren. Nu werkt het weer als een trein, maar zoals zo vaak heb ik geen idee waardoor. Misschien lag de pomp gewoon niet goed op de bodem van de bilge. Ik ga daarna zwemmen om weer schoon te worden. De Zwitsers vertrekken. Ik lees Koos Tak uit en Rommy leest twee bridgeboeken. Ik bak een brood voor de lunch. Rommy snorkelt een stuk. Ik ga nog een keer te water om op te frissen (laten we het geen zwemmen noemen). Zo gaat de dag voorbij. Rommy leest veel en ik staar veel naar het water. Dan begin ik na te denken over het diner. Het wordt een roerbakschotel van aardappel, kip en sperziebonen. Met appelmoes van de C1000, die ik nog ergens vond en nog uitstekend smaakt. We eten buiten bij de ondergaande zon. Rommy wast af en zet koffie. We doen een spelletje (Rommy wint) en lezen nog wat. Af en toe ga ik naar buiten om naar de branding te luisteren. De radio speelt caribische muziek. We drinken onze laatste rum punch en gaan naar bed.
We varen naar Jolly Harbour aan de noord-west kant van Antigua. Als we Farmouth passeren is er net de start van de tall ships race. Voor de wind op de genua varen we dwars door het veld van schepen, die op de start wachten. Voor de Maltese Falcon wijken we toch maar uit. Bij een 60 voeter breekt de mast na het hijsen van het grootzeil. Maar dat horen we later in Jolly Harbour in de WestPoint bar.
We zochten naar een café met WIFI. We vonden niks in de jachthaven. De haven bestaat voornamelijk uit villa’s met eigen steiger. Dan is er aan het eind de WestPoint bar: “do you have wifi?” “yes”, “do you have beer?” “yes en ik spreek Nederlands”. George is de eigenaar van de bar. Een ex-diamanthandelaar, die 7 jaar geleden met de vastgoedmagnaat Perla meekwam, die hier veel heeft neergezet en die nu failliet is. George heeft de bar, een stuk land dat niks oplevert, een zeilboot en twee honden. Tevens is hij commodore van de zeilvereniging. Zijn vriendin is naar Nederland terug gegaan, die hield niet van zeilen.
We hebben het er over, dat de restaurants hun terrassen ver van het water hebben. Dat ze parkeerplaatsen aan de waterkant maken en de huizen erachter. Men is hier bang van water. Het ideaal is hoog te wonen. In Europa verdubbelt een huis in waarde als er een kanovijver voor ligt. George vertelt hoe zo’n resort met niet allemaal even rijke mensen functioneert.
Voordeel van deze Amerikaanse luxe is, dat er een grote supermarkt is. Het valt me tegen, dat ze het karretje niet voor je duwen, maar verder ontbreekt er niets. Een bewaker houdt de ongeschoren man met een bevlekte broek en losse veters goed in de gaten. Ik vind een pak sorelsap. Sorel is de plant met rode bloemen, die je overal ziet. Ze laten de bloembladen weken en persen er dan sap van. Smaakt naar kersen, rooibos en nootmuskaat. Heerlijk.
We zijn na twee onrustige nachten toch Freeman Bay ontvlucht en zijn een nacht in de grote baai van Falmouth gaan liggen. Overal 4 meter diep, genoeg ruimte om je hele bak met ketting uit te gooien en uitzicht op de grote jachten met masten van 60 meter.
Van Falmouth naar Green Island is kruisen met 19 knopen wind en golven van 3 meter. Prima te doen, maar je doet er wat langer over. Door een opening in de riffen binnenvaren vanaf de oceaankant is altijd spannend. Het rif dat boven water uit steekt geeft een flinke branding. Maar dat rif loopt soms door, maar dat kan je met de zon in de rug wel goed zien. Hoge golven van achteren maken het sturen lastig. De kaarten zijn niet altijd accuraat, dus eerst varen we op zicht en als het dan klopt met de kaart varen we op de plotter en dieptemeter. Rommy roept dan: “vijf graden naar stuurboord” en ik roep dan: ‘dat kan niet, dan komen we op een rots”. Maar uiteindelijk komen we er wel.
Green Island is onbewoond en heeft meerdere kleine baaien met strandjes. Omdat het stevig waait gaan we ten westen in een baai liggen. Daar liggen we drie dagen samen met een Zwitserse catamaran. De baai ligt achter een rif waar de romp van een gestrand jacht op ligt. Dat zie je hier veel. Op ondieptes, rotsen, riffen en op het strand, overal liggen rompen van jachten. Voor ons een herinnering aan de gevaren.
Het eiland is van Mill Reef Yacht Club aan de overkant. De eerste ochtend zetten ze stoelen en parasols op een strandje. Om 11 uur komt een catamaran met een groep en gaan ze snorkelen tussen de riffen. En lunchen. Later op de dag zijn er nog twee kinderpartijtjes, dat gilt nogal. Wij worstelen ons door de struiken en cacteeën naar de noord kant van Green Island. Daar is men aan het kite surfen. Dit moet één van de mooiste plekjes ter wereld zijn om dat te doen. De wind komt van de oceaan, de golven worden gebroken door het rif. Het is lichtblauw water, er is een breed strand. En het is 30 ⁰ C.
Eigenlijk wilden we ook een dag aan die kant liggen, maar vanwege de aanhoudende harde wind zijn we in ons baaitje met de kinderpartijtjes gebleven. Met dank aan de Mill Reef Yacht Club.
De derde dag, het is een zondag, doen we bijzonder weinig. ’s Nachts had ik bedacht, dat het defect aan de bilgepomp misschien een schroefje was, dat de schoepen blokkeerde. Dus na het ontbijt lig ik op mijn buik in de zwarte olie van de bilge het pompje te demonteren. Nu werkt het weer als een trein, maar zoals zo vaak heb ik geen idee waardoor. Misschien lag de pomp gewoon niet goed op de bodem van de bilge. Ik ga daarna zwemmen om weer schoon te worden. De Zwitsers vertrekken. Ik lees Koos Tak uit en Rommy leest twee bridgeboeken. Ik bak een brood voor de lunch. Rommy snorkelt een stuk. Ik ga nog een keer te water om op te frissen (laten we het geen zwemmen noemen). Zo gaat de dag voorbij. Rommy leest veel en ik staar veel naar het water. Dan begin ik na te denken over het diner. Het wordt een roerbakschotel van aardappel, kip en sperziebonen. Met appelmoes van de C1000, die ik nog ergens vond en nog uitstekend smaakt. We eten buiten bij de ondergaande zon. Rommy wast af en zet koffie. We doen een spelletje (Rommy wint) en lezen nog wat. Af en toe ga ik naar buiten om naar de branding te luisteren. De radio speelt caribische muziek. We drinken onze laatste rum punch en gaan naar bed.
We varen naar Jolly Harbour aan de noord-west kant van Antigua. Als we Farmouth passeren is er net de start van de tall ships race. Voor de wind op de genua varen we dwars door het veld van schepen, die op de start wachten. Voor de Maltese Falcon wijken we toch maar uit. Bij een 60 voeter breekt de mast na het hijsen van het grootzeil. Maar dat horen we later in Jolly Harbour in de WestPoint bar.
We zochten naar een café met WIFI. We vonden niks in de jachthaven. De haven bestaat voornamelijk uit villa’s met eigen steiger. Dan is er aan het eind de WestPoint bar: “do you have wifi?” “yes”, “do you have beer?” “yes en ik spreek Nederlands”. George is de eigenaar van de bar. Een ex-diamanthandelaar, die 7 jaar geleden met de vastgoedmagnaat Perla meekwam, die hier veel heeft neergezet en die nu failliet is. George heeft de bar, een stuk land dat niks oplevert, een zeilboot en twee honden. Tevens is hij commodore van de zeilvereniging. Zijn vriendin is naar Nederland terug gegaan, die hield niet van zeilen.
We hebben het er over, dat de restaurants hun terrassen ver van het water hebben. Dat ze parkeerplaatsen aan de waterkant maken en de huizen erachter. Men is hier bang van water. Het ideaal is hoog te wonen. In Europa verdubbelt een huis in waarde als er een kanovijver voor ligt. George vertelt hoe zo’n resort met niet allemaal even rijke mensen functioneert.
Voordeel van deze Amerikaanse luxe is, dat er een grote supermarkt is. Het valt me tegen, dat ze het karretje niet voor je duwen, maar verder ontbreekt er niets. Een bewaker houdt de ongeschoren man met een bevlekte broek en losse veters goed in de gaten. Ik vind een pak sorelsap. Sorel is de plant met rode bloemen, die je overal ziet. Ze laten de bloembladen weken en persen er dan sap van. Smaakt naar kersen, rooibos en nootmuskaat. Heerlijk.
donderdag 14 februari 2013
Antigua
Men vond de vorige blog niet zo boeiend. Grappige
onderschriften bij de foto’s was toch wat gemakkelijk. Ik moet ze gelijk geven.
Het was een eind lopen in de hitte, maar aan het eind van een stoffige weg is een dieselwerkplaats. Een vriendelijke man verdwijnt naar de zolder en komt terug met een nieuwe peilstok. Maar hij vindt $ 32,00 wel duur voor een plastic schroefdop met stokje, dus gaat hij nu naar de werkplaats om te proberen zelf iets te maken. Dat lukt niet en ik ga afrekenen bij twee vrouwen aan de balie. Ze moeten mijn naam en gegevens, omdat ik dutyfree koop. Ik vertel, dat Hoendervanger betekent catcher of fowles. In Nederland onder Napoleon moest iedereen een naam opgeven. Mijn voorouders in Ouden Bosch gaven hun beroep op. Ik vraag hen wanneer en hoe hier de achternamen zijn ingevoerd. Nou gewoon, als de eigenaar van de plantage Jefferson heette, dan heette jij Jefferson. Oh ja. Andere geschiedenis. Ze roepen naar een man, die achterin bezig is of hij meegaat naar Amsterdam “Prostiution and marihuana is free there”. Ze gaan morgen.
Bij aankomst in Antigua liet de ankerlier ons weer in de
steek. Pieter kwam langs en samen keken we lang naar onze twee accu’s. Pieter
heeft 4 nieuwe accu’s besteld voor $ 2500. Misschien is die tweede accu van ons
ook wel niet goed….Daarna breekt het peilstokje van de keerkoppeling af...
Daar werd ik dus een beetje depressief van. Dan schrijf je geen
boeiende blog. De hele middag ben ik bezig de draden te verwisselen. Ten slotte
laat ik de motor 2 uur laden en ze zijn allebei weer vol en levendig. Voorlopige
conclusie: de nacht in Port Louis was het windstil, de dag erna was het
bewolkt, we hebben wel 4 keer opnieuw moeten ankeren en de koelbox gebruikt
bijna een volle accu per etmaal. Dus de tweede accu was gewoon leeg. Niks stuk,
niks nieuwe bestellen en niks depressief.
Daarom nog een foto uit Désirade met een onderschrift.
Mooi die grote horloges, maar haal ze nooit uit elkaar.
Ik zal het niet meer doen.
Antigua is een zeilers paradijs. Wel veel zeilers. En grote
zeilers. We komen nu in het gebied van de Amerikaanse superjachten. We waren
bij twee chandlers. Nou Ina in Herkingen
heeft wel 10 keer zoveel. En al die boten, denk je dan. Ja, die laten alles aan
hun boten doen door bedrijven. En die kopen zelf de onderdelen in. Dus naar een
bedrijf om een peilstokje voor de keerkoppeling te verkrijgen.Het was een eind lopen in de hitte, maar aan het eind van een stoffige weg is een dieselwerkplaats. Een vriendelijke man verdwijnt naar de zolder en komt terug met een nieuwe peilstok. Maar hij vindt $ 32,00 wel duur voor een plastic schroefdop met stokje, dus gaat hij nu naar de werkplaats om te proberen zelf iets te maken. Dat lukt niet en ik ga afrekenen bij twee vrouwen aan de balie. Ze moeten mijn naam en gegevens, omdat ik dutyfree koop. Ik vertel, dat Hoendervanger betekent catcher of fowles. In Nederland onder Napoleon moest iedereen een naam opgeven. Mijn voorouders in Ouden Bosch gaven hun beroep op. Ik vraag hen wanneer en hoe hier de achternamen zijn ingevoerd. Nou gewoon, als de eigenaar van de plantage Jefferson heette, dan heette jij Jefferson. Oh ja. Andere geschiedenis. Ze roepen naar een man, die achterin bezig is of hij meegaat naar Amsterdam “Prostiution and marihuana is free there”. Ze gaan morgen.
Gelukkig met mijn dipstick keer ik terug naar de Annalena.
Ik vaar even langs de Ostrea en zie Pieter net een snapper vangen. Hun nieuwe
accu’s staan bij de douane (ze hebben ze zien staan), maar ze moesten morgen
maar terug komen. Met moeder, broer en Adriaan komen Pieter en Sabine met de
kinderen bij ons langs. Elk glas wordt omgegooid, maar de meiden reinigen alles
met de Gardena spuit. Leuk, dat de Ostrea er vanaf Agadir steeds onverwacht
weer ligt. Net als in Dominica geven ze ons goede tips. En Pieter neemt het
zeilen serieus, dus je leert elke keer weer wat. Én het zijn heel gezellige
mensen.
We liggen bij English Harbour in de Freeman Bay. Helemaal in
de hoek. Freeman Bay is een natuurpark, een schildpad zit onder de boot en komt
af en toe boven om adem te halen. Het is mooi, maar om te ankeren een ramp. De
eerste nacht bleven we tijdens
windstoten keurig op dezelfde plek, maar om 7 uur ’s morgens werden wakker van
het geroep van de Franse catamaran achter ons. We zaten er bijna tegenaan. We
ankeren daarna met twee ankers in tui en dat gaat goed. De catamaran is vertrokken,
dus we hebben wat meer ketting gestoken. Je ziet de boten soms alle kanten op
liggen. De meeste boten hebben uit voorzorg stootwillen hangen. Aan wal kom je op
een terrein met gerestaureerde gebouwen, Nelsons Dock. Heel Engels. Een
houtsnijder maakt heel expressieve dingen. We kopen een klein masker. Verderop
is het dorp met er achter baai met de hele grote schepen. De grootste is een vol dwarsgetuigde driemaster, alles
elektrisch bediend. Lelijk, maar indrukwekkend. Een motorjacht heeft twee kleine schepen en een helikopter op het achgterdek. eel EngelsH
woensdag 13 februari 2013
La Désirade
St Francois ligt aan de zuidkust van Guadeloupe en is een
mondaine badplaats. Catamarans van 40 bij 50 voet, modewinkels, restaurants. We
liggen buiten, achter een rif met een stevige branding, in lichtblauw water. Als we vanaf de ankerplek naar de haven varen,
stopt de buitenboordmotor. Benzine op. Tankje vergeten. We peddelen tegen de
wind terug naar de boot. Dit is me al twee keer eerder gebeurd, een keer een
Duitser en een keer een Brit sleepten me toen terug. Maar hier zijn geen
Duitsers of Britten, alleen maar Fransen. In het dorp vinden we geen WIFI, maar
dan is er in de jachthaven een gezellig café, met WIFI en Leffe.
Nederlands zeiljacht blokkeert de vissersvloot
Voor we gaan zitten kijk ik nog even naar de overkant van de
haven, waar onze dinghy ligt. Drie mannen staan tevreden te kijken hoe vijf
dinghy’s de haven in drijven. Dat kleintje is van ons. “Maar hij zit toch vast
met een kabelslot”, zegt Rommy. Kennelijk doorgeknipt. We hadden onze dinghy
bij een rijtje andere gelegd, maar het is
de plek van een grote catamaran.
Nadat ik nogal kwaad (op alle Fransen) de dinghy heb
opgepikt en voor het terras gelegd, versturen we de blog over Point á Pitre.
Volgende dag motorzeilen we naar La Désirade. Halverwege
begint het temperatuuralarm van de motor te piepen. Ik zie geen water in de
wierpot komen. Liggen we zo schuin, dat de inlaat misschien lucht hapt? Voor de
zekerheid zet ik de aandrijfriem van de pomp nog wat strakker. Daarmee lijkt
het probleem opgelost.we zwemmen naar dat rif, maar eerst gaan we lunchen
In de haven van La Désirade is weinig ruimte om te ankeren.
En na 5 seconden houdt de lier er mee op. Met de hand lukt het uiteindelijk ook
wel. De Voltmeter geeft geen spanning bij het relais. Als ik de plus meet bij
de schakelaar ten opzichte van de min-rail is er wel spanning. Ergo: de
minkabel zit los bij de accu. Op het eerste gezicht lijkt de kabel goed vast te
zitten, maar hij is toch een beetje te bewegen. Dan kan er ook corrosie tussen
komen. Schoonmaken, de bout stevig aanzetten en de ankerlier doet het weer.
La Désirade is het tegengestelde van St Francois. We kijken
uit op twee betonnen loodsen en wat autowrakken. Het eiland was eerst een
dumpplaats voor asocialen en later een leprakolonie, want verder konden de Fransen er niks mee. Het
eiland is maar klein, maar er rijden enorm grote SUV’s. Als je door de achterdeur van zo’n SUV instapt en door
het voorportier weer uitstapt, ben je al het halve eiland over.
de coach van Cabo Verde ontspant zich voor de wedstrijd
De ankerplaats blijkt ‘s nachts niet helemaal goed, een uur
lang raken we de bodem. Nou is onze kiel een halve meter breed en 10 meter lang
en wordt het roer beschermd door een hak, dus het kan wel wat hebben. Maar je
slaapt gewoon niet als je telkens een por krijgt.
Vanmorgen naar de kant geroeid en bij de Tourist Office (die
gaan er over, bij gebrek aan een
havenmeester) gevraagd waar we beter kunnen ankeren. De mevrouw begrijpt
uiteindelijk, dat ik een fles water wil van een meter hoog… We gaan zelf wel iets vinden, uit de weg van de veerboten. Aan land
blijkt trouwens, dat het eiland toch wel mooier is. Groot palmenstrand. Houten
huisjes. Er komen veel dagjesmensen met de veerboten. Op het brede strand tel
ik ’s middags 15 mensen.
jazeker, ik ben het licht met mijn dubbele koplampen
De volgende ochtend om 7 uur varen we de haven uit, door het
stukje waar geen rotsen en branding is (diepte=1,7 m) en zetten koers naar
Antigua. De hengel gaat uit, Everyday is
a fishing day, zeggen ze op Dominica. Na een tijdje valt de wind weg en
gaan we uitrekenen of we nog bij licht in Antigua kunnen ankeren. We denken,
dat het beter is naar Port Louis in het noorden van Guadeloupe te varen. Een
grote vierkante haven met twee steigers voor plezierbootjes. Het is niet duidelijk
of we ergens kunnen liggen, dus we ankeren in de haven. Port Louis blijkt
vooral te bestaan uit nieuwe huizen aan brede straten. De hoofdstraat heeft een
aantal mooie creoolse huizen. Het is er uitgestorven. Waar is iedereen? Aan de
andere kant van het dorp is een strand: dáár is iedereen. Heel gezellig met
stalletjes van vrouwen in gekleurde jurken die sorbet verkopen. Ze hebben
tonnetjes gevuld met ijs en vruchten, met een vijzel persen ze daar cocos- of ananas-sorbetijs uit. En dat is lekker!!
no blog today
donderdag 7 februari 2013
Point de Pitre 2
Nee dit jaar niet. Rommy ging voor de zekerheid vragen bij
de Capitainerie of de brug nog steeds om 5 uur opende. Hij is in reparatie.
Dan moeten we om Guadeloupe heen varen. Dat kan linksom of
rechtsom. Linksom doen de meesten, er zijn nog wat baaien waar je kunt stoppen
en het is de beschutte kant. Rechtsom ligt op 20 mijl nog een baai, dan het
eiland La Désirade en daarna ga je langs de Atlantische kant naar Antigua. Wie wil
er nu niet naar La Désirade?
We maken nog een lange wandeling door Point de Pitre,
ditmaal op zoek naar moderne architectuur (wij zijn zelfs in Rome op zoek naar
moderne architectuur). Na de cycloon van 1928 besloot men hier in gewapend
beton te bouwen. Niet dus zoals in Nederland, vanwege het ranke en het strakke,
maar omdat het niet zo snel wegwaait. De in Tunis geboren architect Ali Tur
heeft hier 7 jaar gewerkt en een paar mooie dingen neergezet.
detail Palais de Justice
Het paleis van
Justitie, het Hôpital General en de Capitainerie. In de 20ste eeuw
is het Hotel de Ville, het postkantoor en het Centre des Art gebouwd. De laatste wordt volgens een groot
bord van 2009 tot 2012 gerenoveerd. Het plaatsen van het bord lijkt de enige
activiteit tot nu toe.
Hotel de Ville
We liepen richting centrum over het terrein van de
universiteit en daarna door een sloppenwijk. Daar werd ik een aantal keren op
zwoele wijze door dames aangesproken. Eén zelfs vanuit een grote 4wheel drive.
Hoef je geen hotelletje meer op te zoeken.
Er zijn rond de jachthaven veel winkels en bedrijven.
Dieselmotoren, polyesterreparatie, zeilmakers, rubberboot reparatie, boot elektra
en verderop is een zaak in tweede hands bootonderdelen, gerund door Anke, een Nederlandse
mevrouw. Er zijn drie droogdokken voor
jachten en kranen om masten te plaatsen.
universiteit
We vonden bij FredMaritime de Yanmar/Jabsco impeller, waar we al zo lang
naar zochten. Als cadeau voor mezelf kocht ik er voor €138 een “extracteur”
bij, in het Nederlands heet dat een poelie (dat had zo’n dame me ook wel gekost
en van zo’n poelie heb je nog jaren plezier). De nieuwe impeller heb ik meteen
gemonteerd en ik ben er erg gelukkig mee. De oude was toch een zwakke plek in
het systeem.
Bij het aanpakken van de boodschappen uit de dinghy stak
Rommy haar arm in de tonijnhaak. Een kleine diepe wond. Deed erg zeer. Jodium en pleister zijn hopelijk afdoende.
We kochten overigens nog een nieuwe spuitbus tegen de
kakkerlakken. Je moet je bewapening op peil houden. Ze houden zich nu rustig,
maar we laten ons niet in slaap sussen.
het containerschip wordt geladen
Het was vannacht druk op het water. Er arriveerden een
containerschip, twee coasters, een RoRo schip en een cruiseschip. Daarom waren
we vandaag lang niet het enige oudere echtpaar, dat door de stad wandelde.
Tegen de avond voer het cruiseschip achter ons langs naar buiten.
We zitten buiten in het donker nog wat te genieten van de
lichtjes op het water en we staren omhoog naar Orion. Ergens vanaf de wal
begint een slagwerkgroep te spelen, ze zijn erg goed en het klinkt prima over
het water. Als het volgeladen containerschip op weg naar zee achter ons langs
schuift, geeft de ijzeren wand van containers een prachtige echo. Het gedreun
van de scheepsmotor doet even mee in het ritme van de slagwerkers. Een mooi
moment.
dinsdag 5 februari 2013
Pointe de Pitre
Nu is het oorlog! Af en toe een kakkerlak, dat kunnen we
verdragen. Maar gisteravond hebben we er een stuk of acht gepakt. Het kan zijn,
dat het virus dat ze via de lokdozen oplopen nu begint te werken en dat ze
halfdood beginnen rond te lopen. Hier in de supermarkt zagen we veel anti
kakkerlak spullen, we hebben het allemaal aangeschaft. De foto toont het
arsenaal waarmee de vijand te lijf gaan. En we zullen als overwinnaars uit deze
strijd komen.
We zijn in Guadeloupe. Het eiland ziet er uit als een vlinder.
We liggen bij Pointe a Pitre, midden in de onderste inham. Het linker eiland
heet La Bas Terre en heeft een hoge berg met een natuurpark in het midden. Het
rechter eiland is de kleinste en heet La Grande Terre. Dat had de
straatnamencommissie van Amersfoort niet zo kunnen verzinnen.
Vanaf Pointe de
Pitre loopt een kanaal door het smalle middenstuk. Om 5 uur ’s morgens gaat de
brug open. Je dient er om half vijf te liggen met al je lichten aan. De
brugwachter komt dan aanrijden en hij draait om als hij niks ziet en gaat weer
naar zijn bed.
We liggen voor de stad voor anker. Ten zuidoosten is de
jachthaven en ook de gebouwen van de universiteit, ten noordoosten ligt de
stad, ten noordwesten is een containerhaven en ten zuidwesten ligt een eiland
voor de zee, daar ankeren ook veel zeilboten.
De stad heeft creoolse huizen en moderne betonnen gebouwen
uit het begin van de XXste eeuw. Corbusier heeft hier invloed gehad. Op het
terrein van de universiteit en zagen we ook mooie nieuwe gebouwen. We bezochten
het museum Schoelcher. Schoelcher was de voorvechter voor de afschaffing van de
slavernij, je ziet op de Franse eilanden overal zijn standbeeld. Hij schonk
zijn kunstverzameling aan Guadeloupe. Gipsen kopieën van klassieke Griekse
beelden, wat bronzen beeldjes en boeien
en zwepen van de slavenhouders. Een bewonderingswaardige man, maar geen
kunstkenner.
the Saints
We lezen net op internet, dat we op 30 april een koning krijgen. Nederland zal niet meer hetzelfde zijn als we tyerugkeren.
the Saints
We lezen net op internet, dat we op 30 april een koning krijgen. Nederland zal niet meer hetzelfde zijn als we tyerugkeren.
The Saints
Columbus ontdekte dit groepje eilanden op Allerheiligen. “Ontdekt”
betekent: het bestond al, maar er waren nog geen westerlingen geweest. Ik snap
het trouwens niet van dat ontdekken. Columbus had Dominica al ontdekt. Van Dominica
kan je Guadeloupe met The Saints en Marie Galante zien liggen. Misschien dat
Columbus op een ochtend om 11 uur uit zijn hut kwam en deze eilanden zag
liggen. Een matroos wou nog zeggen: “die zag ik gisteren al”, maar hij hield
zijn mond want meneer Columbus deed de ontdekkingen. Het was hier te droog voor
suikerriet, dus geen plantages en geen slaven. In plaats daarvan kwamen er
Bretonse vissers. Het is dus zo Frans als het maar kan. De hoofdstraat heeft
alleen maar toeristische winkels. Maar wel met mooie en authentieke spullen.
Overdag zijn er de toeristen, die met veerboten worden aangevoerd uit Guadeloupe,
na vijf uur keert de rust weer.
In het dorp worden we aangesproken door drie Amerikanen, die
ons denken te kennen. We kunnen ze ons niet herinneren, maar we doen alsof. Ze
spreken luid en opgewonden, maar zijn heel aardig. Als we de volgende dag op de
dinghy-steiger vastmaken let Ron (of Don) ook aan. Inmiddels kennen we elkaar
dus. Hij was ons op het water voorbij gestoven. Ja zegt hij “If you have the
horsepower, why not use it”. Ze vinden het hier geweldig. Dominica vonden ze te
armoedig. Vooral om aangesproken te worden door boat boys en bedelaars vonden
ze vervelend.
We liggen de volgende dag in de baai van Ilet de Cabrit, een
klein onbewoond eilandje met een prachtige baai. Overdag komen er mensen
zwemmen en snorkelen. Vroeg in de ochtend waren er ringzeegvissers. Het was een
favoriete vraag van Cosmo op de Zeevaartschool, welke nachttekens
ringzeegvissers voeren (2 keer geel knipperlicht). Niemand wist wat een
ringzeegvisser was, wij nu dus wel. Boven op de berg zijn de ruïnes van een
fort en beneden bij het strand in de ruïnes van de gevangenis zit een kunstenaar,
die maskers maakt. Enrique gaat ’s avonds met zijn gedeukte zeilbootje naar het
dorp om inkopen te doen. Geen motor: waarom horsepower gebruiken als het niet
nodig is? Ook komen er kinderen in zijn werkplaats kleien. Drie jongetjes
steken me hun hand toe:” Bonjour monsieur”. Ze vallen bijna op de grond van het
lachen, als ik hun met klei besmeurde handen schud.
Ik koop een masker. Enrique snijdt twee aloë vera bladen voor me af en legt me uit hoe ze klaar
te maken. Ik heb het gedaan, maar het smaakt nergens naar. Je kunt het sap ook
gebruiken om je haar te wassen of bij zwellingen en verbrandingen. Spul dat je
kan eten én op plekken smeren, dat kan toch niet goed zijn. Je smeert toch ook
geen Fanta op je jeukbulten!
Enrique
Ik ben met de WD40 spuitbus rond geweest en heb de gashandle
uit elkaar gehad. Rommy heeft een Rotterdamse vlag genaaid, die waait nu trots
naast de Franse vlag. Van de vlaggen, die er hingen was nog maar de helft over.
de Annalena
We kochten een tray Carib bier. Volgens het (weinig
succesvolle) Anti Kakkerlakken Beleid *)AKB
mag er geen karton aan boord gebracht worden. Ik had het karton van de tray
overboord gegooid. Rommy zag bij het snorkelen, dat het karton op de bodem was
beland. Precies op de route, die de snorkelaars nemen. Ik zeg: de snorkelaars
zullen denken: “Die Carib maakt toch overal reclame, ja snorkelen maakt
dorstig, dus snel terug naar het strand voor een biertje” Maar zo kon ik me er
niet uitlullen. Het was een vervuilende daad en niks anders.
de ringzeegvissers
De LSM, Les Saint Multiservices komt ’s avonds langs om een bijdrage
te innen voor de mooring. Morgenvroeg brengen ze verse croissantjes en
stokbrood .Ík heb nooit beweerd,, dat we het zwaar hebben.
En dan gaan we weer verder naar Guadeloupe.
*)AKB : schoenen op de steiger laten, schoenen afspoelen,
geen karton aan boord, groente en fruit wassen, kakkerlakken doodspuiten en
overboord zetten.
Abonneren op:
Posts (Atom)